Song of Solomon 6:1

Waar is de bruidegom?

Nadat de bruid de bruidegom zo heeft beschreven bevestigen de dochters van Jeruzalem dat zij de “allermooiste onder de vrouwen” is (Hl 6:1). Ze zijn door de bruid enthousiast voor hem gemaakt. Na haar indrukwekkende beschrijving van hem vragen de dochters van Jeruzalem of ze mee mogen helpen om hem te zoeken. Nu vraagt de bruid niet meer om hulp aan de dochters van Jeruzalem (Hl 5:8), maar is het andersom. Ze vragen haar waarheen haar liefste zich heeft gewend.

Zo hebben de discipelen geprobeerd Thomas enthousiast te maken voor de Heer door hem te vertellen dat ze Hem hebben gezien (Jh 20:24-25). Zo kunnen wij anderen enthousiast maken voor Hem doordat wij van Hem getuigen Wie Hij voor ons is. Als ons getuigenis echt is, zit daarin aantrekkende of wervende kracht.

Als wij enthousiast over Hem vertellen, ontstaat het verlangen bij anderen Hem ook te zoeken. Dat kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van bijbellezingen of bijbelstudies waar Hij centraal staat. We luisteren naar wat anderen over Hem zeggen. Dat spoort ons aan om meer te onderzoeken Wie Hij is. Hij luistert er Zelf ook graag naar als gelovigen over Hem spreken. Hij zal Zich dan aan hen openbaren.

Als de dochters van Jeruzalem de bruid hebben gevraagd waarheen haar liefste zich heeft gewend, weet de bruid ineens waar hij is (Hl 6:2). Hij is “afgedaald naar zijn tuin”. Daarmee bedoelt ze haar hart, haar leven. Hij heeft haar ‘een gesloten tuin’ genoemd (Hl 4:12). Na een korte periode van verslapping van haar liefde voor hem, waardoor zij hem buiten haar leven heeft geplaatst, is haar hart weer alleen voor hem.

Als wij vol zijn van de Heer, weten we ook waar we Hem kunnen vinden. Dan is ons hart als “bedden met specerijen”, een plaats van rust en lieflijkheid voor Hem (vgl. Hl 5:13). Hij komt om daar te genieten van wat wij voor Hem zijn. Al sluiten wij Hem soms buiten ons leven, Hij verlaat ons nooit werkelijk. We hoeven ook niet ver naar boven in de hemel of ver naar beneden in het dodenrijk te gaan om Hem te zoeken. Hij is nabij ons, in onze mond en in ons hart (Dt 30:12-14). Hij kan verdwijnen uit onze belangstelling. Dan onttrekt Hij Zich aan ons, opdat wij het gemis aan Hem zullen voelen. Zo brengt Hij ons tot belijdenis van onze verkoelde liefde voor Hem.

Hij weidt niet alleen in “Zijn tuin”, dat is in mijn leven, maar ook “in de tuinen”, dat is in het leven van andere gelovigen die de Heer Jezus ook liefhebben. Voor hen is Hij ook het centrum van hun leven. Zo verruimt onze blik zich. We zien niet alleen ons eigen leven, maar ook dat van anderen in verbinding met Hem.

Bij al deze gelovigen wil Hij “weiden en lelies … verzamelen”. Weiden spreekt van rust en voedsel. Hij zoekt vrucht in het leven van de Zijnen. Die vrucht vindt Hij als de Heilige Geest in ons leven kan werken. Hij is alleen geïnteresseerd in de vrucht van de Geest, niet in onze prestaties. De lelies die Hij wil verzamelen, spreken niet van indrukwekkende daden, maar van teerheid en kwetsbaarheid te midden van een harde, doornige wereld (Hl 2:1-2). Dat zijn kenmerken van Hemzelf en die wil Hij graag uit de levens van de Zijnen verzamelen.

De bruid wordt zich opnieuw bewust van haar verbinding met hem en zijn liefde voor haar (Hl 6:3; vgl. Hl 2:16). Wat ze nu zegt, gaat verder dan wat ze in Hooglied 2:16 heeft gezegd. Daar zegt ze eerst dat de geliefde van haar is. Ze is nog ‘ik’ gericht. Maar nu zegt ze eerst dat zij van hem is. Ze is op hem gericht. Ze is door ervaring geestelijk gegroeid.

Een bewijs van geestelijke groei is dat wat ik heb ontvangen steeds meer op de tweede plaats komt, terwijl wat Christus heeft ontvangen steeds meer op de eerste plaats komt. We denken dan aan de vreugde die Hij aan ons leven kan beleven als wij leven voor Hem. Dan zijn we niet meer met onszelf bezig, maar met Hem. Dat wil niet zeggen dat we ondankbaar zijn voor wat we hebben gekregen. Het gaat erom dat we niet stil blijven staan bij de gaven, maar dat we van de gaven ons oog richten op de Gever. Dat geeft ook een diepere genoegdoening.

Het is een teken van geestelijke groei als wij eraan gaan denken wat wij voor de Heer Jezus betekenen in plaats van wat Hij voor ons is. We zijn dan meer op Hem dan op onszelf gericht. Wat Hij voor ons is, vindt zijn oorsprong meer in de gevoelens, wat wij voor Hem zijn meer in de Persoon Die de aanleiding voor die gevoelens is. De vraag moet niet zijn ‘wat kan de ander voor mij betekenen?’, maar ‘wat kan ik voor de ander betekenen?’ De Heer Jezus heeft nooit aan Zichzelf gedacht. Hij heeft altijd gedacht aan het welgevallen van God en het welzijn van de Zijnen.

Als wij weten dat wij van Hem zijn, betekent dat ook dat wij helemaal voor Zijn verantwoording zijn. Hij zorgt dan ook volledig voor ons. Wat er ook in ons leven gebeurt, Hij is erbij betrokken en helpt ons. Als wij weten dat Hij van ons is, wil dat zeggen dat Hij met al Zijn liefde en al Zijn mogelijkheden ons terzijde staat. Er is niets in ons leven dat buiten Zijn controle staat.

Zo weidt Hij “te midden van de lelies”. Hier hebben we opnieuw ‘de lelies’. Hij bevindt zich te midden van deze tere bloemen en Hij waardeert ze. Wij zijn voor Hem als deze bloemen. We zijn teer, we zijn zwak, onbekwaam en we hebben geen macht om iets te doen. Maar Hij ‘weidt’ te midden van hen, dat wil zeggen dat Hij bij hen die plaats van rust vindt in een wereld die voor Hem geen plaats heeft.

Copyright information for DutKingComments