Song of Solomon 6:10

Wie is zij?

In dit vers spreekt de Geest door een derde persoon die een vraag stelt over de bruid. Dat kunnen de diverse groepen vrouwen van het vorige vers zijn. De vraag is: “Wie is zij?” en gaat over de bruid. De vraag heeft vier onderdelen waarvan elk onderdeel de aandacht vestigt op een bepaald aspect van haar leven met de bruidegom. De verschillende aspecten geven verschillende indrukken weer die de bruid op de vraagsteller maakt.

Het eerste aspect in haar verschijning is dat ze er uitziet “als de dageraad”. De dageraad kondigt een nieuwe dag of een nieuwe periode aan. De hiervoor beschreven ervaringen in het leven van de bruid in haar relatie met de bruidegom hebben ertoe geleid dat er een nieuwe periode in haar leven is aangebroken. Ze is hersteld in de gemeenschap met de bruidegom. Dat heeft haar veranderd en vernieuwd.

Zo gaat het ook in ons leven. We kunnen een periode van verflauwing of misschien zelfs van leven in de zonde hebben gehad. Dat is voor de mensen om ons heen niet onopgemerkt gebleven. Daarna heeft de Heer Jezus ons tot de erkenning van het verkeerde gebracht en ons in de gemeenschap met Hem hersteld. Dan zien we er anders uit. Dat merken de mensen om ons heen ook op. Ze zien dat er als het ware een nieuwe dag in ons leven is aangebroken.

De dageraad ziet op het nieuwe begin in het leven van de gelovige die opnieuw aan de Heer is toegewijd (vgl. Gn 32:24). De schaduwen zijn uit zijn leven verdwenen en er is geen duisternis meer in zijn relatie met de Heer. Het is de start van het leven als een rechtvaardige tot de volle dag is aangebroken (Sp 4:18). Dat is het doel van het leven van de gelovige. Het is het zichtbaar worden van Christus en niets anders meer.

Een herstelde gelovige is “mooi als de volle maan”. De maan heeft geen licht in zichzelf, maar ontvangt het licht van de zon en geeft dat door. De gelovige leeft nog in de wereld, waarin het nacht is. In de duisternis van de nacht mag hij het licht van de Zon, dat is Christus, doorgeven. Hij mag in zijn leven de kenmerken van de Heer Jezus laten zien in de duisternis van een wereld die alleen eigen roem en eer najaagt.

Het licht is ook “zuiver als de gloeiende zon”. Het licht van de zon dat door de maan wordt doorgegeven, verliest niets van zijn zuiverheid. De maan geeft het door zoals zij het ontvangt. Het is ook ‘gloeiend’, dat wil zeggen dat het verteert wat verkeerd is, wat de zuiverheid van het licht in de weg staat. Als er bijvoorbeeld een onreine gedachte opkomt, wordt die direct geoordeeld.

Een herstelde gelovige is ten slotte ook “schrikwekkend als zij die de vaandels opheffen”. Hij staat in de overwinning, waarvan de vaandels spreken. Dat bezorgt schrik bij hen die hem de mond willen snoeren, zodat hij niet meer getuigt. Het volgende verhaal is daarvan een mooie illustratie.

Een man die vanwege zijn geloof is gearresteerd, verschijnt voor de rechter. De rechter dreigt dat hij hem alles zal afnemen wat hij bezit als hij zijn geloof niet afzweert. De man ‘heft zijn vaandels op’ en zegt: Dan hebt u een lange ladder nodig, want alles wat ik bezit, ligt in de hemel opgeslagen. De rechter probeert het nog een keer. Nog dreigender zegt hij dat hij hem zijn leven zal afnemen, hem laten doden. De man ‘heft weer zijn vaandels’ op en zegt: Dat kan niet, want mijn leven is met Christus verborgen in God.

Zulke getuigenissen vervullen de vijanden met schrik, hoewel ze dat vaak niet laten merken. Mensen zoals Lot, de wereldsgezinde man, jagen geen schrik aan. Zijn verweer tegen de mannen van Sodom om zijn gasten geen kwaad te doen wordt door hen beantwoord met de dreiging hem kwaad te doen (Gn 19:5-9). Zijn getuigenis over het oordeel dat over Sodom komt, wordt als een van zijn grappen beschouwd (Gn 19:14). Daartegenover zien we Abraham, de hemelsgezinde man. Hij jaagt de legers van diverse koningen schrik aan met een legertje van driehonderdachttien man. Hij verslaat die legers en bevrijdt zijn neef Lot (Gn 14:8-16).

Profetisch ziet de dageraad op de komst van de Heer Jezus als “de Zon der gerechtigheid” (Ml 4:2) om Jeruzalem met Zijn heerlijkheid te verlichten (Js 60:1). Als Hij verschijnt, begint er voor Jeruzalem een nieuwe dag, een nieuwe periode. Die nieuwe dag is de tijd van het vrederijk, waarvan David profetisch spreekt als “een morgen zonder wolken” (2Sm 23:4). De schaduwen van de dood, de dreigingen van de doodsvijanden, zijn geweken. Ook de schaduw over de relatie met de Heer Jezus, de Messias, is verdwenen. Er is niets meer tussen Jeruzalem en Hem.

De verandering die dit voor Jeruzalem inhoudt, wordt door alle volken opgemerkt. De volken hebben bij de verwoesting van Jeruzalem gevraagd: “Is dit de stad waarvan men zei: Volmaakt van schoonheid, een vreugde voor heel de aarde” (Kl 2:15b)? Na haar herstel zal ze weer volmaakt van schoonheid zijn en een vreugde voor heel de aarde. Dat zal ook tot verbazing leiden met de vraag: Wie is zij? Is dit de stad die tot een puinhoop was geworden? Het herstellende werk van God zal bewonderende vragen oproepen vanwege de enorme verandering in haar omstandigheden. Vroeger rampspoed, nu heerlijkheid.

Vlak voor de dageraad, voor het opgaan van de Zon der gerechtigheid, zien wij, die tot de gemeente behoren, eerst nog de morgenster verschijnen (2Pt 1:19; Op 2:28; Op 22:16). Wij wachten op Hem als op het opgaan van de morgenster. Wij zullen het aanbreken van de dag voor Gods volk en voor Jeruzalem in het bijzonder niet op aarde meemaken, maar vanuit de hemel. Dan komt de Heer Jezus met ons, Zijn hemelse bruid, naar de aarde om samen met haar te regeren. Dan breekt voor Jeruzalem en het overblijfsel de glorietijd aan.

Jeruzalem zal “mooi” zijn “als de volle maan”. Het is het volle licht van de maan. Het gaat niet in de eerste plaats om de stand van de maan, maar om de schittering ervan. Dan zal Israël met de zon bekleed zijn (Op 12:1). Israël zal wereldwijd het hoogste gezag hebben en zegen verspreiden. De zon en de maan zijn aan de hemel de getuigen van de trouw van God (Ps 89:37-38). Er is niets wat de zon verduistert, er is alleen hemels licht.

Jeruzalem, de aardse bruid, is tegelijk ook “schrikwekkend als zij de vaandels opheffen” (vgl. Hl 6:4). Er zijn nog vijanden aan het begin van het vrederijk. Het Goddelijke licht dat zij zal verspreiden, zal haar geducht maken in de strijd. God zal haar de kracht geven om de overgebleven vijanden te verslaan (Zc 12:6).

Copyright information for DutKingComments