Song of Solomon 6:12

De bruidegom is afgedaald

Hier is de bruidegom weer aan het woord. Hij vergelijkt zijn bruid nu met een “notentuin” (Hl 6:11), waarin ook vruchtbomen staan. Daarheen is hij “afgedaald”. Dit is altijd de weg van de Heer Jezus als Hij naar Zijn volk komt. Hij buigt Zich tot hen neer, Hij komt op hun niveau. Hij komt bij hen om te zien of er al tekenen zijn die erop wijzen dat de vrucht binnenkort gegeten kan worden.

Een noot kan men pas nuttigen als de dop of schelp hard is en gebroken kan worden. Dat moet ook met beleid gebeuren, want anders wordt de vrucht samen met de dop gebroken. Soms leven gelovigen in zo’n dop. Ze sluiten zich af voor hun omgeving en stellen zich naar buiten toe hard op. Er is beleid voor nodig om door de dop heen te breken en tot bij de vrucht te komen.

De Heer Jezus ziet de vrucht, wij zien vaak alleen de harde buitenkant. Hij komt trouwens niet in de notentuin om te kijken of er al vrucht is, maar of er tekenen zijn dat er vrucht komt. Hij kijkt naar “de nieuwe knoppen in de vallei”. Nieuwe knoppen geven aan dat er vrucht in aantocht is, dat het proces van vruchtvorming is begonnen. Het gebeurt in de vallei, dat is in de diepte. Dat ziet op diepe, geestelijke oefeningen die nodig zijn om te komen tot het vrucht dragen voor Hem (Hb 12:11).

We kunnen dat ook waarnemen in het leven van jongeren. Bij sommigen merken we op dat ze met de Heer willen leven. De eerste tekenen van geestelijke vrucht dienen zich aan. We horen dat ze problemen op school thuis vertellen, maar die problemen ook zelf met de Heer bespreken. Ze zijn aanwezig in de samenkomsten van de gelovigen en helpen mee bij allerlei activiteiten.

Vrucht dragen kunnen we niet forceren. Ook als we soms een ‘dop’ opmerken, moeten we daar niet doorheen willen breken. Dan wordt de vrucht in de kiem gesmoord en kan worden weggegooid. Jonge gelovigen zijn tere planten, die we met zorg moeten begeleiden. We kunnen leren van de zorg van de Heer Jezus, van Zijn voorzichtig kijken naar het proces van de groei.

Dan zullen we niet onze ideeën over groei aan hen opdringen, maar zoals Hij afdalen naar hun niveau. Dat kunnen we eenvoudig doen door belangstelling te tonen voor hun dagelijkse bezigheden, hun capaciteiten, hun plannen. We kunnen met hen delen hoe de Heer ons heeft gevormd en vertellen van Zijn geduld met ons.

Waar de Heer Jezus dan naar kijkt, is “of de wijnstok uitloopt”. De wijnstok spreekt van blijdschap. Zijn er in ons leven aanwijzingen dat we onze vreugde in de Heer vinden? Daarnaar kijkt Hij. Die blijdschap is verbonden aan de gemeenschap met Hem en met de Vader (1Jh 1:3-4). Als er tekenen van gemeenschap met de Vader en de Zoon zijn, ‘loopt de wijnstok uit’.

Het gevolg daarvan is dat “de granaatappelbomen gaan bloeien”. Dit spreekt van overvloedige vrucht. Die overvloedige vrucht wordt bewerkt door de Heilige Geest (Gl 5:22). De Heer Jezus kijkt ernaar of de Heilige Geest kan werken. Het werk van de Geest wordt overal gezien waar de Heer Jezus centraal staat. Dan worden Zijn eigenschappen in dat leven zichtbaar. Daar zoekt Hij naar, dat wil Hij bewerken.

Dan horen we in Hl 6:12 als reactie op Zijn bezoek aan Zijn notentuin een uitroep van verbazing. Hij zegt: “Eer Ik het wist, zette Ik Mij [op] de wagens van Mijn gewillig volk.” De gelovige bij wie de vrucht voor Hem zich aandient, zal Hem in zijn leven de plaats van eer geven en Hem gewillig dienen.

Deze spontane gewilligheid is voor Hem als het ware een verrassing, iets waarop Hij niet heeft gerekend. Het is zeker het gevolg van Zijn eigen werk in het hart van de gelovige. Toch zegt Hij het op deze manier. Hij toont hiermee Zijn grote, vreugdevolle waardering voor de vrijwilligheid om zich aan Zijn gezag te onderwerpen.

In profetisch opzicht beschrijft dit een verwachtingsvol afdalen van de Heer Jezus naar Zijn volk. De reactie van Zijn volk overkomt Hem om zo te zeggen voordat Hij er erg in heeft. Hij heeft het bij wijze van spreken niet zien aankomen. De Heer Jezus zegt dit als Mens (vgl. Mk 13:32). Als Hij naar Zijn volk komt, vindt Hij een gewillig volk dat Hem in eer rondrijdt.

We zien dit ook in Psalm 110. Daar is ook sprake van een gewillig volk en een nieuwe dageraad (Ps 110:2-3). Gewillig is vrijwillig, ongedwongen, zoals ook in de vrijwillige offers. Het is niet het hele volk, maar een overblijfsel. Zo is ook vandaag niet de hele christenheid toegewijd aan Hem, maar alleen zij die Hem werkelijk liefhebben.

Dit is een totaal ander volk dan Hij heeft aangetroffen bij Zijn eerste komst op aarde. Toen wilde men Hem niet en werd Hij verworpen onder het aanhoudend geroep “laat Hij gekruisigd worden” (Mt 27:22-23). Als Hij terugkomt, zullen ze zeggen: “Gezegend Hij Die komt in [de] Naam van [de] Heer” (Mt 23:38-39; Ps 118:26).

Met Hl 6:13 begint een nieuw deel van het boek. Het vorige gedeelte eindigt in Hl 6:12 met de komst van de Bruidegom voor Jeruzalem en hoe de stad Hem ontvangt. In Hl 6:13 klinkt de oproep aan Sulammith om terug te keren. Het wordt vier keer gezegd. Hier wordt de bruid voor de eerste keer met haar naam aangesproken. Dat kan nu omdat ze gegroeid is in haar relatie met de bruidegom. Daarom kan ze nu zo genoemd worden. Sulam is verwant aan Salomo. Beide woorden hebben de betekenis van ‘vrede’. Haar naam maakt duidelijk dat zij bij hem past.

De dochters van Jeruzalem vragen haar zich om te keren, zodat ze kunnen zien wat er met haar is gebeurd. Hun belangstelling voor haar is gewekt door de verandering die zij in haar hebben opgemerkt. Ze zien de vrede waarin ze nu verkeert door haar verbinding met de bruidegom. Daar willen ze meer van weten, er meer van zien hoe dat tot stand is gekomen.

Het kan ook ons overkomen dat mensen zien dat er vrede in ons leven is, terwijl er in de hele wereld onvrede heerst. We kunnen dit ook toepassen op de vrede in een plaatselijke gemeente. Daarover kunnen vragen aan ons worden gesteld, hoe het komt dat we met vrede in het hart leven. Daar willen ze meer van weten.

In Hl 6:13b reageert de bruidegom op de oproep van de dochters van Jeruzalem. Hij stelt eerst de vraag wat zij aan Sulammith zien dat hen ernaar doet verlangen haar goed te zien. Waarom willen ze dat? Hij geeft vervolgens zelf het antwoord door te zeggen wie zij is: “een reidans van twee legers”.

Uit het antwoord blijkt dat er met haar vrede twee aspecten verbonden zijn. Het eerste is dat van vreugde, wat in de “reidans” tot uiting komt. De reidans is een uiting van vreugde naar aanleiding van bevrijding en overwinning (Ex 15:20; 1Sm 18:6). Het tweede is dat van eenheid tussen “twee legers”. Hierbij kunnen we denken aan het herstel van eenheid in het vrederijk tussen de twee en de tien stammen die zolang in verdeeldheid hebben geleefd (Ez 37:16-28).

Het volkomen herstel van de eenheid van de gemeente zal bij de komst van de Heer Jezus plaatsvinden. Maar nu al is elk herstel van de eenheid een getuigenis. Het is te wensen dat wij ook meer van die eenheid laten zien en dat louter menselijke scheidingen ongedaan worden gemaakt (vgl. Ps 133:1).

Copyright information for DutKingComments