Song of Solomon 7:11-12

Met de liefste naar buiten

De bruid is zich nu bewust van de bijzondere liefde van de bruidegom. Eerder heeft ze gezegd: “Mijn liefste is van mij en ik ben van hem” (Hl 2:16a). Dat is aan het begin van haar liefdesrelatie. Wat zij gekregen heeft, staat op de voorgrond. Daarin horen we wat voor de pasbekeerde belangrijk is, wat hij heeft gekregen: vergeving van zonden, eeuwig leven.

Even later zegt de bruid: “Ik ben van mijn liefste en mijn liefste is van mij” (Hl 6:3a). Ze is gegroeid in haar relatie met haar liefste. Hier staat niet meer op de voorgrond dat hij van haar is, maar dat zij van hem is. Dit is ook te zien in de groei van iemand die bekeerd is. Dan staat niet meer op de eerste plaats dat de Heer Jezus van hem is, maar dat hij van de Heer Jezus is, dat hij Zijn eigendom is (Rm 14:7-8). Wel is ook nog belangrijk wat hijzelf heeft ontvangen: de Liefste is ook van hem.

In Hl 7:10, dat we nu voor ons hebben, zegt ze: “Ik ben van mijn liefste en zijn begeerte gaat naar mij uit.” Hier gaat het er helemaal om wie de bruid voor de bruidegom is. In de geestelijke groei van de gelovige is dan het stadium bereikt dat het vooral belangrijk is wie hij voor Hem is. Het besef dat Zijn gedachten en verlangens naar ons uitgaan, geeft dan de grootste blijdschap. Het bewijs van geestelijke volwassenheid is dat het hart niet meer op het eigen geluk is gericht, maar op het geluk of de blijdschap van de Ander.

Dit geldt in de toekomst ook voor Jeruzalem. De Heer Jezus bevrijdt de stad en Hij neemt haar tot Zijn bruid. Zij zal zich ervan bewust worden dat Zijn verlangen naar haar uitgaat. Dit besef is overweldigend en geeft de zekerheid van de onverbreekbaarheid van de nieuwe relatie. Zolang onze liefde voor Hem de basis van onze gevoelens is, is er vaak onzekerheid over de relatie met Hem. Het besef dat Christus ons liefheeft, maakt een einde aan alle onzekerheid daarover.

Nu de bruid in haar relatie met de bruidegom tot rust is gekomen, wil ze er samen met hem op uit (Hl 7:11). Ze doet nu alles samen met hem. In de Hl 7:11-12 zegt ze vier keer “laten wij”. Als praktisch punt even het volgende. Het is in het huwelijk belangrijk te blijven bedenken dat man en vrouw alles samen hebben en doen. Dat geldt niet alleen als ze samen zijn, maar ook als ze niet bij elkaar zijn. Als de man op zijn werk is en over de kinderen spreekt, hoor je hem wel spreken over ‘mijn kinderen’, terwijl het toch ‘onze kinderen’ zijn, die van hem en zijn vrouw samen.

De bruid neemt het initiatief en zegt tegen de bruidegom met haar mee te gaan. Ze wil met hem “naar buiten gaan, het veld in” en met hem “overnachten in de dorpen”. Hierin kunnen we het verlangen zien om anderen bekend te maken met de liefde die er tussen hen is, opdat de zegen van de liefde ook genoten kan worden op alle plaatsen op aarde waar het nog nacht is.

In het veld gaan wil zeggen aan het werk gaan met het oog op de oogst. Het gaat niet om ‘haar’ veld, ‘haar’ werk, maar om anderen. Het gaat om het hele veld van de belangen van de Heer. Ze gaan “naar buiten”. De bruid verlaat haar ‘comfortzone’ en gaat op zoek naar mensen die ernaar verlangen om van hun liefde te horen. Zo zullen wij ook, als wij in een hechte band van liefde met de Heer Jezus leven, onze ‘comfortzone’ verlaten om mensen in de wereld te gaan vertellen van onze liefde voor Hem en Zijn liefde voor ons.

Dat hoeft niet te betekenen dat we naar ver weg gelegen gebieden gaan. Het verlaten van onze ‘comfortzone’ wil zeggen dat wij ons tegenover de wereld duidelijk opstellen over onze relatie met de Heer Jezus, over Wie Hij voor ons is. Dat gebeurt “in het veld”, dat is de plaats waar we ons dagelijks werk doen. Het zal te zien zijn in de manier waarop we ons werk doen en ook doordat we over Hem spreken.

We kunnen op ons werk bezig zijn op een manier dat niemand iets merkt van ons christen zijn. Dan ontlopen we negatieve reacties en andere ongemakken. Maar dat is niet wat de gelovige doet die vol is van de liefde van Christus. Wie vol is van de liefde van Christus wordt door die liefde gedrongen om anderen daarover te vertellen (2Ko 5:14a). We mogen het werk van een evangelist doen in het dagelijks leven in de dagelijkse bezigheden.

Het overnachten in de dorpen bepaalt ons erbij dat we na het werk op het veld tijd nemen voor rust. Dorpen spreken van een vredige leefomgeving. De hectiek van het stadsleven ontbreekt daar. Tijdens de rust is er tijd voor gemeenschap met de Heer. Dat is nodig voordat de volgende dag aanbreekt met nieuwe activiteiten.

Verse en oude vruchten

In Hl 7:12 volgt het derde “laten wij”. Na de overnachting wordt niet uitgeslapen. De bruid wil “vroeg opstaan [om] naar de wijngaarden [te gaan]”. Hierbij kunnen we denken aan een dienst te midden van Gods volk. De wijngaard is een beeld van Israël, waaraan God alles heeft gedaan om er vrucht van te krijgen (Js 5:1-7). Er is hier sprake van meerdere ‘wijngaarden’. We kunnen dat toepassen op alle werk dat voor de Heer gebeurt met de bedoeling dat Hij er vrucht van krijgt.

De wijngaard is het terrein van zorg, van aandacht voor de vrucht. Voor die zorg en aandacht is de gezindheid van een herder nodig. De bruid heeft in het begin van het boek Hooglied gesproken over haar ‘eigen wijngaard’ (Hl 1:6). Dit spreekt ervan dat ieder een eigen terrein heeft dat hem door de Heer Jezus is gegeven om daarop voor Hem te werken. In Hooglied 1 zegt ze dat ze haar eigen wijngaard niet heeft bewaakt. Maar ze heeft intussen geleerd en nu kan ze uitgaan naar andere wijngaarden om daar vrucht te ontdekken.

In de toepassing gaat het om mensen die nog geen zicht hebben op de heerlijke verbinding tussen God en Zijn volk. Als wij die zelf kennen en genieten, willen wij daarvan aan anderen vertellen die zich in kerken en groepen bevinden die hiervan niets weten. Bijvoorbeeld die vrouw die al vijftig jaar een bepaalde kerk bezocht en zei dat ze nog nooit in een preek over de opname van de gemeente had gehoord. Of iemand die zei dat ze nog nooit over de ware betekenis van het huwelijk als beeld van Christus en de gemeente had gehoord.

De bedoeling van de Heer is dat wij op ons eigen terrein zó voor Hem bezig zijn, dat Hij daar blij van wordt. De wijngaard spreekt immers van blijdschap. We kunnen denken aan onze gezinnen, de plaatselijke gemeente en de maatschappij. Dit zijn allemaal terreinen waar we een verantwoordelijkheid hebben. Op al die terreinen mogen we getuigen van onze verbinding met de Heer Jezus en de blijdschap die Hij erin vindt als we alles voor Hem doen.

Als we ons dat realiseren, zullen we kijken “of de wijnstok uitloopt, [of] de knoppen zich hebben geopend” dat wil zeggen of er zich nieuw leven aandient en de eerste tekenen van dat nieuwe leven al zichtbaar zijn. Herders zullen erop letten of in het leven van jonge mensen de belofte gezien wordt van een toegewijd, door de Geest geleid leven waaraan de Heer Jezus vreugde beleeft.

We zullen opletten in de plaatselijke gemeente of er zulke veelbelovende jongeren zijn, die opgroeien tot eer van God (vgl. Hl 6:11). Dit is om hen te helpen in hun geestelijke groei, opdat ze tot volwassenheid kunnen komen. “Om te zien” wil zeggen dat er geestelijke visie is. Het kan ook gaan om gelovigen die een tijd slap zijn geweest in hun christen zijn, maar nu tekenen vertonen van hernieuwde belangstelling voor de dingen van de Heer.

Er zal ook worden gekeken “[of] de granaatappelbomen gaan bloeien”. Zoals al bij een eerdere bespreking van de granaatappel is opgemerkt (Hl 4:3), wijst deze vrucht op een volheid van leven vanwege de vele zaadjes die erin zitten. Elk zaadje is sappig, zoet en rood. De blijdschap, waarvan de wijngaard spreekt, is een onderdeel van de vrucht van de Geest. Maar er zijn daarvan nog meer onderdelen (Gl 5:22). Het gaat erom dat de volheid van de vrucht van de Geest in ons leven zichtbaar wordt. Daar gaat het om bij het besteden van zorg aan de gelovigen.

Het hele handelen van de bruid laat zien dat ze is verlost van haar ik-gerichtheid. Ze wil hem haar liefde geven. Dat is het resultaat van de verbinding met hem en het bezig zijn voor hem en met hem in zijn werk. Dan is hij het middelpunt van het hele leven met al zijn activiteiten. Dit bewerkt een verlangen om anderen daarvan deelgenoot te maken, om anderen daarin te laten delen.

Ware dienst is niet het resultaat van verplichtingen of omdat er niemand anders is om het werk te doen, maar van het bezig zijn met Christus. Als wij op anderen betrokken zijn, begaan zijn met hun geestelijke groei en daarbij behulpzaam willen zijn, geven wij onze liefde aan de Heer Jezus. Voor de gelovige is het leven niet geven en nemen, maar alleen geven. God is de gevende God en wij mogen Hem daarin navolgen.

Rachel heeft, in haar bijgeloof, “liefdesappels” (Hl 7:13) in haar relatie met Jakob gebruikt, omdat ze meende daardoor van haar onvruchtbaarheid verlost te worden (Gn 30:14-16). Van dit bijgeloof is bij de bruid geen sprake. Zij noemt “de liefdesappels” vanwege hun geur. Het wijst erop dat haar relatie met de bruidegom diepgaand is en een geur verspreidt die iedereen kan ruiken.

De waarachtige, diepgaande, wederzijdse liefde tussen de Messias en Jeruzalem is een zaak die anderen van “allerlei kostelijke vruchten” voorziet. Deze vruchten hangen aan de deuren van de woning van bruidegom en bruid. Het huis van Israël is voorzien van deuren waardoor mensen in de stad kunnen komen. In het vrederijk levert een bezoek aan de stad een ‘voedselpakket’ van allerlei kostelijke vruchten op.

Dat zijn niet in de eerste plaats letterlijk eetbare vruchten, maar het zijn de vruchten die de Geest bewerkt en waardoor iedereen rijk gezegend wordt. Er is geen grotere zegen in een gezin denkbaar dan wanneer de leden ervan in harmonie samenleven en alles voor elkaar doen om het leven zo aangenaam mogelijk te maken. Dat zal de stad kenmerken.

Wat in de stad wordt genoten, bestaat uit “verse en ook oude” vruchten. Het gaat om nieuwe ervaringen, zoals de bruid die heeft opgedaan in de recente grote verdrukking. Het zijn ook ervaringen die de stad vroeger heeft opgedaan van de trouw van God. Dit zijn de vruchten die Jeruzalem voor Hem heeft bewaard en Hem aanbiedt als Hij tot haar komt. Wij mogen ook onze ervaringen voor Hem bewaren en ze Hem aanbieden als we bij Hem zijn. Hij zal ons ernaar vragen (Mt 25:19-23).

De nieuwe ervaringen zijn verbonden met de oude ervaringen die de vaderen hebben opgedaan in hun leven met de HEERE. Het zijn oude en nieuwe dingen (vgl. Mt 13:52). Ook oude waarheden moeten telkens opnieuw waargemaakt worden. Het moet allemaal komen vanuit een levende verbinding met Hem.

Door wat we meemaken, krijgen oude waarheden, waarvan we wel wisten, door onze ervaringen of diepere studie van het Woord hun ware betekenis en glans. We zien die betekenis en glans doordat we Hem ontdekken in Zijn Woord. Als we Hem zoeken, kan Hij “niet verborgen blijven” (Mk 7:24).

Copyright information for DutKingComments