Song of Solomon 8:4

Onderricht en omhelzing

Hier begint wel een nieuw hoofdstuk, maar de Hl 8:1-4 horen nog bij het vorige gedeelte. Dat zien we in het refrein van Hl 8:4 dat het gedeelte afsluit (vgl. Hl 2:7; Hl 3:5). Na het prachtige hoogtepunt aan het slot van het vorige hoofdstuk zien we dat de situatie van definitief en ongestoord geluk nog niet is aangebroken. Het is nog niet de tijd van het vrederijk. Dat blijkt uit het laatste vers van het boek, waarin de bruid haar verlangen uitspreekt naar de spoedige komst van de bruidegom.

De liefde heeft een grote groei doorgemaakt. Maar er is nog geen huwelijkssluiting geweest. Ze kunnen nog niet openlijk als man en vrouw verschijnen. Naar dat tijdstip verlangt de bruid. Zo zal het overblijfsel in de grote verdrukking zich voelen vlak voor de komst van de Heer Jezus. Ze zullen naar Hem verlangen.

Het lijkt erop dat de bruid niet openlijk voor haar relatie met de bruidegom durft uit te komen. Daarom verzucht ze als het ware dat de bruidegom voor haar toch als haar broer zou zijn, gevoed door dezelfde moeder (Hl 8:1). In profetisch opzicht is dat ook zo. Het overblijfsel of Jeruzalem is de dochter van Israël (Ez 23:2-4). De Heer Jezus is naar het vlees ook uit Israël geboren (Rm 9:4-5).

We horen ook dat de bruidegom de bruid meerdere keren ‘mijn zuster’ noemt (Hl 4:9; 10; 12; Hl 5:1; 2). Dan is hij haar broer. Het lijkt erop dat ze dat is vergeten. In elk geval zoekt ze hem weer, niet zozeer als haar bruidegom, maar als haar broer. We kunnen daarin ook een bewijs van de liefde van Jeruzalem voor de Messias zien. De stad houdt van Hem, hier niet zozeer omdat Hij haar Koning is, maar om Wie Hijzelf is in Zijn familierelatie met haar. Daarom wil ze Hem in haar nabijheid hebben om Hem haar liefde te geven. Deze onbaatzuchtige liefde levert geen verachting op.

Onze onbaatzuchtige liefde voor de Heer Jezus wordt vaak niet begrepen door onze omgeving. Soms schamen wij ons ook om er ronduit voor uit te komen dat we Hem liefhebben. Toch zullen anderen ons er niet om verachten als wij in ons leven onze verwantschap met Hem laten zien door Zijn eigenschappen te openbaren. Als Zijn liefde, Zijn vrede en Zijn blijdschap in ons leven zichtbaar worden, wordt dat niet veracht. We spreken dan misschien niet over onze liefde voor Hem, maar in ons leven wordt wel zichtbaar dat Hij ons leven is.

In haar gehechtheid aan de bruidegom wil de bruid hem meenemen naar het huis waar haar oorsprong is om daar door hem onderwezen te worden (Hl 8:2). Ze wil haar denken laten corrigeren. Dit is ook voor ons een belangrijke wens. Wij moeten ook telkens weer het onderwijs van Gods Woord ontvangen omdat wij in ons denken gemakkelijk worden beïnvloed door de wereld of om ons denken te laten corrigeren als we nog werelds denken.

“Het huis van haar moeder” herinnert aan de wortels van haar bestaan. Het nieuwe Israël, het gelovig overblijfsel, staat op de grondslag van de oude beloften die zijn gedaan aan Abraham, Izak en Jakob. Daarover wil ze onderwijs. De verbinding die Jeruzalem, het overblijfsel, met de Messias zal hebben, is gegrond op de verbinding die God in het verleden met Israël heeft gehad. Het gelovig overblijfsel van de toekomst moet in verbinding worden gebracht met het Israël uit het verleden als het volk van God.

God zal de beloften die Hij aan het oude Israël heeft gedaan, vervullen aan het nieuwe Israël. Hij zal dat doen op grond van het werk van de Messias – het beloofde Nageslacht – op het kruis. Het is ook voor ons belangrijk te weten wie onze moeder is. Onze moeder is het hemelse Jeruzalem en de berg Sion, de berg van de genade (Gl 4:22-28; Hb 12:22).

Wij zijn met onze hemelse Bruidegom alleen op grond van genade verbonden en niet op grond van werken van de wet of wat voor eigen werken dan ook. Als we dat weten, zullen we er ook naar verlangen door Hem onderricht te worden over onze verbinding met Hem en over de genade die daarvan de grondslag is. De genade geeft dat onderwijs (Tt 2:11-12). De genade geeft ons het nodige onderwijs om als gelovigen te kunnen leven.

Dit onderwijs is een voortdurend leerproces. Hierdoor worden nieuwe mensen in staat gesteld in hun nieuwe levenswandel God te eren. In dit onderwijs komt eerst naar voren dat met het verleden is afgerekend. Het onderwijs heeft betrekking op het verleden, op het heden en op de toekomst.

Een houding van verlangen naar onderwijs van Hem is voor Hem een vreugde, wat in de kruidenwijn tot uitdrukking komt. De kruidenwijn of specerijenwijn stelt de vreugde voor die wordt opgewekt door de heerlijkheden die bij Hem te vinden zijn. Die biedt de gelovige de Heer Jezus aan. Het sap van granaatappels dat de gelovige de Heer Jezus aanbiedt, spreekt van de vrucht die Hem welgevallig is. Het is een vrucht die steeds weer nieuwe vrucht voortbrengt. Het stelt een leven voor waarin de ene na de andere vrucht voor Hem wordt voortgebracht.

Het gevolg van het onderwijs is dat de gelovige ernaar verlangt weer zo dicht bij Hem te zijn, dat hij Zijn ondersteuning en omhelzing ervaart (Hl 8:3; vgl. Hl 2:6). Links is de kant van het hart. Zijn linkerhand heft haar hoofd op, waardoor ze eraan wordt herinnerd dat Hij haar liefheeft. Rechts is de kant van kracht, eer, bescherming. De bescherming voelt als een omhelzing, in liefde.

In Hl 8:4 klinkt het refrein voor de derde keer. Liefde mag niet worden afgedwongen om zich voortijdig te uiten. We moeten jonge gelovigen niet forceren tot liefde-uitingen waaraan ze niet toe zijn. De Heer gaat met hen Zijn weg en zal ervoor zorgen dat hun liefde voor Hem zal groeien.

Liefde moet wel onder elkaar gevonden worden en daartoe moeten we aangespoord worden (Hb 10:24). We kunnen elkaar aanmoedigen om lief te hebben. We mogen van niemand iets eisen wat er (nog) niet is of waarvoor het de tijd niet is. In afhankelijkheid van de Heer moeten we de tijd daarvoor leren kennen.

Copyright information for DutKingComments