Song of Solomon 8:9-10

De bruid en haar zuster

Hier horen we in dit boek voor het eerst over een zuster van de bruid (Hl 8:8). Ze spreekt over “wij”, waarmee ze zichzelf en de bruidegom bedoelt die ook haar broer is. Haar kleine zuster is nog niet volwassen. Ze heeft nog “geen borsten”, wat wil zeggen dat ze zelf nog geen voedsel kan doorgeven. Zij is profetisch een beeld van de tien stammen die nog in de verstrooiing zijn. Haar vraag is wat zij en de bruidegom voor haar zullen kunnen doen. Zij wil haar ook in verbinding met de bruidegom brengen.

Dit spreekt figuurlijk gezien van het verlangen om andere gelovigen, die niet veel van de waarheden van de verbinding tussen de Heer Jezus en de gemeente kennen, met deze waarheden bekend te maken. Bij zulke gelovigen is nog geen geestelijke volwassenheid. Wij mogen daarover met de Heer spreken en Hem vragen wat we kunnen doen.

Velen zijn als die kleine zuster, ze hebben nieuw leven, maar niets om door te geven. Ze zijn nog te veel met zichzelf bezig. Het kan om een pasbekeerde gaan of om iemand die is teruggevallen in zijn oude leven en wil terugkeren naar de Heer. Of misschien om iemand die nog niet is gegroeid in de kennis van de Heer Jezus door een verkeerde, eenzijdige prediking. Het is een goed verlangen om anderen in die situaties te helpen weer het goede zicht op de Heer Jezus te krijgen. Dit is een werk dat veel geduld vraagt.

De vraag is hoe het met de kleine zuster gaat ofwel hoe het, profetisch gezien, met de tien stammen is gesteld (Hl 8:9). Het antwoord komt van de bruidegom. Een muur spreekt van scheiding tussen het heilige en het onheilige (Ez 42:20). De muur zorgt ervoor dat we afgesloten zijn voor het verkeerde en dat het goede bewaard blijft. De vraag met betrekking tot de tien stammen is wie van hen werkelijk is afgezonderd voor God en toegewijd voor Hem leeft.

Als dit zo is met deze zuster, kan aan haar worden verteld wat haar verlossing inhoudt, wat wordt voorgesteld door het zilveren bolwerk. Dit moet haar door onderwijs worden bekendgemaakt. Het moet haar duidelijk worden wat het zilver van de verlossing betekent (1Pt 1:18-19). Ze heeft wel de positie, maar niet de praktijk die daaruit moet volgen.

Een bolwerk is een dikke verdedigingsmuur. De beste verdediging tegen elke aanval van de vijand is te staan op het fundament van de verlossing. De rechtvaardiging door Gods genade, door de verlossing die in Christus Jezus is door Zijn bloed (Rm 3:24-25), geeft de volle zekerheid van de behoudenis. Die behoudenis moet als een helm worden gedragen (Ef 6:17a). Dit beschermt onze gedachten tegen de influisteringen van de duivel dat je het allemaal niet zo zeker kunt weten.

Als deze zuster een deur is, moet er wel een grendel zijn. Als er geen grendel is, staat ze open voor verkeerde leringen. Wanneer die ingang krijgen, voeren die haar weg van de waarheid. Daarom moet er zorg aan haar worden besteed. Er moet een plank van cederhout wordt aangebracht. Cederhout is de bekleding van de tempel, Gods woonplaats in het Oude Testament (1Kn 6:9-10).

Een gelovige die openstaat voor verkeerde leer, moet ermee worden bekendgemaakt dat hij bij Gods woonplaats, de gemeente, hoort, dat hij een lid van de gemeente is. Er moet door onderwijs over de gemeente worden verteld wat het betekent bij de gemeente van God te horen en wat het onderscheid is tussen goed en kwaad.

De bruid weet voor zichzelf dat ze een muur is (Hl 8:10), dat ze volledig afgezonderd is voor de bruidegom. Dat haar “borsten zijn als torens”, betekent dat ze geestelijk volwassen is geworden. Ze is in staat om voedsel door te geven. Dat doet ze met het oog op de geestelijke waakzaamheid, waarvan de torens spreken. Wat we aan waarheden doorgeven, het onderwijs van de waarheid van Gods Woord, dat maakt ons waakzaam voor de vijand. Die is erop uit om de geestelijke waarheden te verdraaien en weg te nemen.

Wie geestelijk zo rijp en waakzaam is, vindt vrede in de ogen van de Heer Jezus. Het is een vrede die het gevolg is van de volledige overgave aan Hem. Als een stad wordt belegerd door een vijand en zich overgeeft, heeft dat rust en vrede voor de stad tot gevolg en tevens dienstbaarheid in plaats van verwoesting (vgl. Dt 20:1-11).

Hij ziet het graag dat wij ons zo aan Hem overgeven, onszelf als het ware aan Hem uitleveren. Dan vinden we ware vrede. Zolang wij ons tegen Hem verzetten, hebben we geen vrede (Jb 9:4b). We hebben vrede als we het verlangen hebben om geestelijk voedsel door te geven aan onze medegelovigen en hen ook bewust willen maken van de gevaren die er zijn.

In profetisch opzicht gaat het om de vrede van Jeruzalem. Voor die vrede mogen we bidden (Ps 122:6-7). Dat is geen vrede die door de volken wordt afgedwongen, ook niet de vrede die Israël zelf afdwingt. Die vrede is onbereikbaar. Het gaat om de vrede die Jeruzalem of het overblijfsel zal vinden als ze na de grote verdrukking in de armen van de Messias is. Hij zal dan een verbond van vrede met Jeruzalem sluiten. Die vrede zal duurzaam zijn, duizend jaar lang (Ez 37:26).

Copyright information for DutKingComments