Titus 1:4

Nederlandse verzen (2-4)

De belofte van het eeuwige leven

Tt 1:2. Een derde toetsing van het apostelschap van Paulus is dat het hoort bij “[de] hoop van [het] eeuwige leven”. Hier wordt het eeuwige leven voorgesteld als iets dat je nog moet krijgen. Dat lijkt in tegenspraak met wat Johannes daarover schrijft. Johannes spreekt immers over eeuwig leven als iets dat je nu al hebt (1Jh 5:11). Toch is er geen tegenspraak. Het leven wordt namelijk op twee manier voorgesteld.

Kort gezegd: Johannes heeft het over het leven waardoor wij leven, Paulus over het leven waarin wij leven. Het ene is het leven in jou, het andere het leven om je heen, je omgeving. Wij kennen dit verschil in leven ook in ons dagelijks spraakgebruik. In het eerste geval spreken we wel van een gezond leven en in het tweede geval van een stadsleven of plattelandsleven.

Je hebt het eeuwige leven in je, maar je leeft nog in een wereld die onder de zonde ligt. Als je in de hemel bent, zal de hele omgeving en atmosfeer waarin het eeuwige leven geleefd en genoten wordt, volkomen passen bij het eeuwige leven in je. Eeuwig leven duidt niet alleen de duur of de lengte aan, maar ook de kwaliteit.

Toepassing: Vandaag herken je de geestelijk leider eraan dat hij de harten van de uitverkorenen bemoedigt door hun de hemelse heerlijkheid aan het einde van hun reis voor te stellen.

Je kunt er vast van op aan dat je het eeuwige leven als die leefsfeer zult genieten. Het is namelijk beloofd door de “niet-liegende God”, zoals er letterlijk staat. God kan niet liegen, Hij is daartoe niet in staat, het is onmogelijk voor Hem (Hb 6:18). Dat staat tegenover het karakter van de Kretenzen, die blijkbaar niet anders kunnen dan liegen (Tt 1:12), en tegenover de leugenachtige natuur die ieder mens bezit (Rm 3:4a). God is volmaakt betrouwbaar in Zijn belofte van het eeuwige leven.

Ik had bijna geschreven dat het eeuwige leven aan jou beloofd is. Dat zou ook niet echt verkeerd zijn. Je bent immers uitverkoren vóór de grondlegging van de wereld. De belofte is wel voor jou, maar zo staat het er niet. Er staat dat God de belofte “vóór de tijden van de eeuwen” heeft gedaan. Als ik daaraan denk, vind ik de gedachte toch wel mooier dat God dit eeuwige leven beloofd heeft aan de Heer Jezus, want alleen Hij was er toen. Niet dat het eeuwige leven beloofd is aan de Heer Jezus als iets dat Hij niet bezat, want de Heer Jezus ís het eeuwige leven (1Jh 5:20). Nee, God heeft het eeuwige leven aan Hem beloofd dat Hij het zal geven aan Zijn uitverkorenen (Jh 17:2).

Van die belofte zou je niets hebben geweten als God dit niet had geopenbaard. Het is toch wel indrukwekkend dat God je bekendmaakt met iets dat in de eeuwigheid een onderwerp van gesprek was tussen de Vader en de Zoon. Als je daarbij bedenkt dat jouw naam is genoemd door de Vader aan de Heer Jezus om jou het eeuwige leven te geven, dan duizelt het je toch helemaal?

Voor het openbaar maken van deze belofte heeft God “Zijn eigen tijd” afgewacht. Eerst moest duidelijk worden wat er in het hart van de mens is voor God. Dat is ten volle gebleken bij het kruis. Daar liet de mens de Heer Jezus, God geopenbaard in goedheid en genade, de vreselijkste dood sterven.

Dat dieptepunt in de geschiedenis van de mens is tegelijkertijd het moment waarop God Zijn hart volledig blootlegt en Hij de breedte, lengte, hoogte en diepte van Zijn raadsbesluiten bekendmaakt (Ef 3:18).

Tt 1:3. En hoe maakt God die bekend? “Door [de] prediking” van “Zijn Woord”. Deze prediking heeft Hij toevertrouwd aan de apostel Paulus (vgl. Rm 10:14-17; 1Ko 2:7-10). Dat Woord hebben we nu in de Schrift (Rm 16:25-27). Daardoor komt de openbaring ook tot jou (1Ko 2:10-14).

Paulus heeft deze dienst niet naar zich toe getrokken of eigenmachtig ingevuld (Gl 1:11-12). Zijn apostelschap en de dienst die daarmee samenhangt, zijn “naar [het] bevel van God, onze Heiland”. Deze naam voor God laat Hem zien als Degene Die heil of behoudenis aanbrengt – ofwel dat Hij een Heiland is – voor alle mensen (vgl. Tt 2:11; 1Tm 2:3-4). De prediking die Paulus is toevertrouwd, is dan ook tweeledig. Enerzijds predikt hij het evangelie aan alle mensen waardoor zij behouden moeten worden. Anderzijds ontvouwt hij de volle waarheid aan allen die het evangelie hebben aangenomen en behouden zijn.

Toepassing: Ook vandaag is aan iedere geestelijk leider iets toevertrouwd om aan de gelovigen door te geven. Wat zij doorgeven, moet ertoe dienen dat gelovigen met elkaar leren leven tot eer van God.

Tt 1:4. Paulus richt zich tot Titus die hij zijn “echt kind naar [het] gemeenschappelijk geloof” noemt. Het woord voor ‘echt’ betekent ‘wettig verwekt’. Dat wil niet zeggen dat Titus zijn lijfelijke zoon is. De toevoeging ‘gemeenschappelijk geloof’ maakt duidelijk dat het om een geestelijke verwekking gaat (vgl. 1Tm 1:2; 1Ko 4:15; Fm 1:10). Titus is door de dienst van Paulus tot geloof gekomen en opnieuw geboren. De heiden Titus en de Jood Paulus belijden hetzelfde geloof (vgl. 2Pt 1:1). Ze behoren beiden tot de gemeente, waarin Jood noch Griek is (1Ko 12:13; Ko 3:11).

Paulus sluit zijn inleiding af met de gebruikelijke zegenwens van “genade en vrede”. ‘Genade’ staat voorop. Titus kan zijn werk alleen maar doen als hij zich ervan bewust is dat Gods genade nodig is voor zijn taak. Hij zal zijn opdracht nooit in eigen kracht kunnen uitvoeren. Als hij zich afhankelijk weet van de genade die God hem geeft, zal hij met de ‘vrede’ van God in zijn hart zijn werk kunnen doen. Hij zal niet snel ontmoedigd raken als er steeds tegenstand is, of als er geen medewerking is, of als er maar geen vrucht op zijn werk lijkt te komen.

Genade en vrede worden hem toegewenst van “God [de] Vader en van Christus Jezus, onze Heiland”. Dat plaatst Titus in de verhouding van een kind tot zijn Vader en tot de Heer Jezus als zijn Verlosser. Het een geeft vertrouwen, het ander bewerkt toewijding en inzet.

Toepassing: Een geestelijk leider kent God als zijn Vader en vertrouwt zich helemaal aan Hem toe. Ook kent hij de Heer Jezus als zijn Verlosser Die hem heeft bevrijd om voor Hem te leven. De prijs die de Verlosser heeft betaald en het besef dat hij daardoor verlost is, is de grootste aansporing om Hem te dienen.

Lees nog eens Titus 1:2-4.

Verwerking: Welke criteria voor geestelijk leiderschap ontdek je in de Tt 1:2; 3?

Copyright information for DutKingComments