Zechariah 12:1-4

Inleiding

Met dit hoofdstuk begint het laatste deel van het boek.

God, de Schepper en Formeerder

“De last” betreft “Israël”, hoewel de inhoud ervan over Juda en Jeruzalem gaat. Al Gods handelingen hebben immers uiteindelijk de zegen voor heel Israël, de tien en de twee stammen, ten doel. Wat Hij spreekt, maakt Hij waar. Zijn Woord is zoveel als Zijn daad.

De HEERE stelt Zich hier voor in Zijn almacht. Hij is de Schepper en Onderhouder van alle dingen en heeft alle dingen in handen, ook de geest van de mens (vgl. Js 42:5; Am 4:13). Dat Hij Zich hier zo voorstelt, is om aan te geven dat de gebeurtenissen zich zullen ontwikkelen op de manier die Hij bepaald heeft. Het is bedoeld om alle twijfel weg te nemen over de realisatie van de prachtige dingen die in de volgende verzen worden voorzegd.

Het gaat hier niet alleen om eenmalige scheppingsactiviteiten, maar om Gods voortdurende handelen met Zijn schepping en met de geest van de mens. Zo is Hij ook steeds bezig de geest van de mens te vormen (vgl. Ps 51:12b; 1Ko 2:11). Naarmate we ouder worden, veranderen onze gedachten, gevoelens, instellingen als gevolg van Gods bemoeienis met ons. God is de Vader van de geesten (Hb 12:9; Nm 16:22).

Profeten wijzen vaker eerst op God in Zijn almacht, voordat zij profetische uitspraken doen over dingen die volkomen buiten het bereik van de mens liggen. Zij doen dat om het geloof in hun woorden te stimuleren. Wat volgens onze opvattingen hopeloos is en alle rede en geloofwaardigheid te boven gaat, vormt voor de almachtige God geen enkel probleem. We moeten leren zien op Hem en niet op de omstandigheden.

Jeruzalem, een bedwelmende beker

God gaat het opnemen voor Jeruzalem en Juda. Hij maakt Jeruzalem tot het middelpunt van de politieke wereld. Juda is het gebied waar in de toekomst de gevluchte gelovigen van het overblijfsel zich bevinden. God maakt Jeruzalem tot “een bedwelmende beker”, dat is een beker van oordeel, waaruit Hij “alle volken rondom” laat drinken zodat ze bedwelmd worden. Daardoor zijn ze niet in staat staande te blijven, maar zullen ze op de grond vallen en omkomen (vgl. Js 51:17; Jr 25:15-28).

De volken willen Jeruzalem onderwerpen en zich eraan te goed doen, maar het effect is dat zij zelf door Jeruzalem te gronde worden gericht. God maakt alle volken die zich met het goddeloze Israël willen bemoeien, of ze nu vijanden of vrienden zijn, als mensen die niet meer nuchter kunnen oordelen. Ze zullen zich als beschonken, waggelende mensen gedragen die geen rechte koers meer kunnen gaan en niet meer in staat zijn tot verstandig handelen. Dat geldt voor de vijandige koning van het noorden en zijn metgezellen, maar evengoed voor het bevriende beest uit de zee met zijn West-Europese legers die Israël tegen de legers van de koning van het noorden willen verdedigen. God is de Enige Die recht heeft met Zijn volk te handelen.

Jeruzalem, een steen die moeilijk te tillen is

De uitdrukking “op die dag” komt vaak voor in Zacharia 12-14. Het is de kenmerkende uitdrukking die de beschreven gebeurtenissen in de toekomst plaatst. Het gaat hoofdzakelijk om twee gebeurtenissen: de overwinning van Jeruzalem en de komst van de Messias om Israëls vijanden te verslaan en Zijn rijk op te richten.

Aan de invasie van Jeruzalem zullen “al de volken” van de wereld deelnemen (Ps 83:5-9; Jl 3:9-16; Op 16:12-16). De hele wereld zal erin betrokken worden, ook de Europese bondgenoten van Israël. Zowel de vijandelijke aanvallers als de bevriende verdedigers zullen zich aan Jeruzalem vertillen. Er wordt wel verondersteld dat het tillen van de steen een term is uit de sport gewichtheffen. Zij die Jeruzalem te na komen, zullen door het gelovig overblijfsel in Jeruzalem verdelgd worden. Zij die Jeruzalem willen verdedigen, zullen met de goddeloze massa worden omgebracht.

Allen die Jeruzalem willen optillen om haar op de grond te gooien en te vertrappen, zullen zichzelf diepe sneden toebrengen. Alle pogingen om de stad te ontregelen en te verwoesten, zullen als een boemerang over al de verzamelde volken komen. Jeruzalem zal hen naar beneden drukken en hen verdelgen. Ze zal diepe sneden aan die volken toebrengen, zoals mensenhanden worden gesneden en gescheurd als ze ruwe en zware stenen optillen.

De volken hebben gedacht Jeruzalem als een steen te kunnen opnemen en ermee te kunnen doen wat ze willen. Dat hebben ze ook gedacht van de steen die “niet door [mensen]handen” uit een berg is afgehouwen (Dn 2:45). Die steen is de Heer Jezus (vgl. Js 28:16; Lk 20:17). Ze hebben Hem ook opgenomen en omgebracht. Maar Hij zal terugkomen en dan op hen vallen en hen vermorzelen (Lk 20:18; Mt 21:44).

De HEERE slaat de vijanden

Cavalerie vormt in het oosten een groot deel van het leger. God zal dat deel onschadelijk maken. Het wapen van de kracht zal zich tegen henzelf keren. In plaats van dat de paarden hun berijders naar de overwinning voeren, dragen zij hen mee in het verderf (vgl. Ex 15:1; 21). De berijders zelf zullen krankzinnig worden. De vloek die Israël is aangezegd en ook over hen is gekomen (Dt 28:28), zal nu hun vijanden treffen.

God kiest voor Zijn volk. Over hen houdt Hij Zijn ogen open om hen te beschermen (1Kn 8:29; Ne 1:6; Ps 32:8; Ps 33:18; vgl. Am 9:4). Deze belofte wordt versterkt door de herhaling van de straf die God over de vijanden zal brengen. Hij zal de volken met blindheid slaan, zodat ze niet meer kunnen waarnemen in welke situatie ze zich bevinden (vgl. 2Kn 6:18).

Copyright information for DutKingComments