Zechariah 12:10-13

Hem aanschouwen en rouwklagen

Na het wegvagen van de vijand moet er nog iets met Israël gebeuren. Na de fysieke verlossing van “het huis van David” en “de inwoners van Jeruzalem” moet nu de geestelijke verlossing volgen. Zij moeten tot berouw en bekering komen. De ware grote Verzoendag moet aanbreken. Dat gebeurt in de harten van het gelovig overblijfsel door “de Geest van de genade en van de gebeden” Die door God Zelf over hen zal worden uitgestort. Er is genade van God en gebed bij mensen. Beide komen als werking van Gods Geest. Het is de Geest Die genade verleent en boetedoening bewerkt.

We zien hier een opmerkelijke voorstelling van zaken. Wie spreekt hier? De HEERE spreekt, Dezelfde van Zc 12:1, de Schepper van hemel en aarde. Wie zullen ze aanschouwen? “Zij zullen Mij aanschouwen”, dat is de Spreker, de HEERE. Maar hoe aanschouwen zij Hem? Als Degene “Die zij doorstoken hebben”, dat is niemand anders dan de Heer Jezus.

Ze zullen Hem zien, Die zij doorstoken hebben, een Mens, zoals Thomas Hem heeft gezien (Jh 20:27-28). Zij zullen dan zien dat de Messias de HEERE Zelf is, dat de verachte Jezus van Nazareth de HEERE Zelf is. Niet een Romeinse soldaat, maar Israël heeft Hem doorstoken (Jh 19:34; 37). Wij moeten ons realiseren dat ook ieder van ons persoonlijk dat heeft gedaan, door middel van de Romeinse soldaat.

“Aanschouwen” is met grote aandacht kijken naar. Als ze Hem zo zien, zullen ze de rouwklacht van Jesaja 53 uitspreken (Js 53:1-12). Het is de rouwklacht als over het verlies van een eniggeboren kind (Am 8:10). Christus is de Eerstgeborene Die opnieuw wordt ingevoerd in de wereld (Hb 1:6).

De grote rouwklacht

Zacharia vergelijkt de rouwklacht bij het zien van Hem Die zij hebben doorstoken met de rouwklacht van Hadad-Rimmon in het dal van Megiddo. Hiermee wordt hoogst waarschijnlijk de rouwklacht bedoeld die er is geweest nadat Josia in de strijd in Megiddo is gesneuveld (2Kr 35:22-25). Josia is omgekomen door zijn eigen schuld, maar is toch een zoon van David en zeer geliefd. Vandaar dat “de rouwklacht groot” is en ernaar kan worden verwezen als vergelijking met die over de Messias hier. Hij, de Onschuldige, Die door hen is verworpen, een daad waaraan zij zich schuldig weten. Het dal van Megiddo (Ri 5:19) is vergelijkbaar met “Harmagedon”, waar in de toekomst de vijandelijke volken door de Heer Jezus zullen worden verzameld en geoordeeld (Op 16:16).

Gemeenschappelijke en persoonlijke rouw

Het is duidelijk dat het hier niet om ingehuurde klagers gaat (vgl. Mk 5:38-40). Gemeenschappelijke schuldbelijdenis moet gebeuren als er gemeenschappelijk iets verkeerd is gedaan. Maar nationale rouw heeft pas waarde als ieder zijn persoonlijk aandeel daarin heeft. Er is een gezamenlijke schuld, maar ieder persoonlijk moet daarover leed dragen. Zo zal elke familie in Israël in deze rouwklacht delen.

Er is ook nog een andere verdeling. Er is sprake van “het geslacht van het huis van David” (Zc 12:12), waarmee het koninklijke geslacht wordt bedoeld, en van “het geslacht van het huis van Levi” (Zc 12:13), waarmee het priesterlijke geslacht wordt bedoeld. Binnen deze geslachten wordt nog een verfijning aangebracht. “Het geslacht van het huis van Nathan”, de zoon van David (2Sm 5:14; 1Kr 3:5; Lk 3:31), is binnen het huis van David, weer afzonderlijk als familie bij die rouwklacht betrokken. Hetzelfde geldt voor “het geslacht van het huis van Simeï” binnen het huis van Levi. Zo zal het rouw bedrijven verdergaan in “al de overige geslachten”.

Dat bij “elk geslacht afzonderlijk” telkens sprake is van “hun vrouwen afzonderlijk”, geeft aan dat het berouw de eenheid die er in de innigste band op aarde is, te boven gaat. Ieder staat persoonlijk voor God (vgl. Jl 2:16). Man en vrouw vormen een eenheid, maar een man kan in het bedrijven van rouw over een zonde niet de plaats van zijn vrouw innemen. De vrouw heeft haar eigen verantwoordelijkheid.

Geen mens komt tot berouw op grond van wat een ander doet, zelfs niet in de intiemste band. Ieder moet zich over de eigen zonden verootmoedigen en zien dat de Heer Jezus daarvoor doorstoken moest worden. Dan gaat er een fontein van reiniging open, zoals we in het volgende hoofdstuk zien (Zc 13:1).

Copyright information for DutKingComments