Zechariah 12:8

De HEERE verlost, beschermt en vaagt weg

De HEERE verlost (Zc 12:7), beschermt (Zc 12:8) en vaagt weg (Zc 12:9). Eerst verlost Hij “de tenten van Juda” (Zc 12:7). “Tenten” staan in contrast met de versterkte stad Jeruzalem. Hiermee wordt de weerloosheid van Juda onderstreept, dat het blootgesteld is aan de woede van de vijand buiten de beschermende muren van Jeruzalem. God geeft in de verlossing van Zijn volk de voorrang aan wat zonder bescherming en zwak is, zodat er geen reden is voor de mens om in zichzelf te roemen.

Juda wordt eerst bevrijd en daarna Jeruzalem. Zo is er ook daar gelijkheid. Het voorkomt dat Jeruzalem zich beroemt op haar bevoorrechte positie. Het gaat erom dat er alleen wordt geroemd in de Heer (Jr 9:24; 1Ko 1:31; 2Ko 10:17). In beide gevallen is de bevrijding door de HEERE bewerkt.

Ook Jeruzalem heeft in zichzelf geen kracht om de vijand te verjagen. God maakt de zwakke inwoners van Jeruzalem als David, de oorlogsheld en onoverwinnelijke koning (2Sm 17:8; 2Sm 18:3). Het is ermee als met Paulus die roemt in zijn zwakheden, opdat de kracht van Christus op hem woont (2Ko 12:9). Het volk zal ervaren dat het alles alleen vermag in Hem Die het kracht geeft (Fp 4:13).

Het huis van David ziet uiteindelijk op de Messias, of op de vorst die als plaatsvervanger van de Messias op aarde zal regeren. De Heer Jezus zal niet Zelf duizend jaar op aarde te zien zijn. Het zal een situatie zijn die vergelijkbaar is met de situatie na Zijn opstanding. Toen verscheen Hij hier en daar en was Hij niet meer aan een bepaalde plaats gebonden.

In het conflict met de heidense volken zal de HEERE de inwoners van Jeruzalem voorzien van grote kracht waarmee ze al hun vijanden zullen overwinnen. De bevolking van Jeruzalem is in zichzelf zwak. Er zijn onder hen die wankelen, inwoners die niet stevig op hun voeten staan, maar struikelen. Zij zullen als David worden, de dappere held van Israël (vgl. 1Sm 2:4; 2Sm 17:8).

Ook David heeft geen kracht in zichzelf. Zijn kracht is een bovenmenselijke kracht. Hij dankt die aan God. Daardoor is hij “als goden, als de Engel van de HEERE”. Het punt van vergelijking ligt in de macht en kracht, niet in morele gelijkenis met God. “De Engel van de HEERE voor hun [ogen]” ziet op Christus, Die aan het hoofd van Zijn volk voor hen uitgaat, als hun Commandant (Mi 2:13), aan Wie zij hun kracht ontlenen.

De Heer Jezus Zelf zal het eindoordeel over alle heidenvolken voltrekken (Zc 12:9). De oprukkende heidenvolken zijn die welke onder aanvoering van de koning van het noorden, de aanvoerder van de Assyrische legers, tegen Jeruzalem oprukken. Ze zullen eerst Jeruzalem belegeren, het innemen en dan verder trekken naar het zuiden, Egypte, om dat aan zich te onderwerpen (Dn 11:42-43). Maar als ze geruchten uit het noorden en oosten horen, trekken ze terug naar Jeruzalem. Dan zijn ook de West-Europese legers in Harmagedon aangekomen (Op 16:16). Daar zal de HEERE hen wegvagen (Dn 11:44-45).

Copyright information for DutKingComments