Zechariah 14:16-21

Het Loofhuttenfeest

Nadat alle vijanden zijn geoordeeld, dat wil zeggen de vijandelijke legers van de heidenvolken, kan het vrederijk aanbreken. “Al de overgeblevenen van alle heidenvolken” zullen jaarlijks optrekken naar Jeruzalem voor de feesten (Zc 14:16). Van al de feesten van de HEERE die in Leviticus 23 worden genoemd, wordt het Loofhuttenfeest met name genoemd. Het is het laatste feest van de cycli van feesten. Het wordt gevierd als de hele oogst is binnengehaald. Het is het laatste en het hoogtepunt van alle feesten.

Het Loofhuttenfeest wordt hier genoemd omdat dit feest zelf zijn vervulling in het duizendjarig vrederijk vindt. Tijdens het feest wordt teruggedacht aan de woestijnreis van het volk en tevens de meer dan tweeduizend jaar dat het volk door de woestijn van de volken heeft gezworven. Alle volken, het restant ervan, de volken die de Heer Jezus ‘schapen’ noemt (Mt 25:31-40), vieren het mee, hoogstwaarschijnlijk door een afvaardiging die zij naar Jeruzalem sturen. Zij zullen de Messias aanbidden.

In het vrederijk moet nog geregeerd worden om de zonde te beteugelen. Het is nog niet de volmaakte toestand. Op geslachten die niet naar Jeruzalem opgaan om de HEERE te aanbidden, zal geen regen vallen. Het gevolg is dat er voor hen geen oogst zal zijn (Zc 14:17). Van de heidenvolken wordt Egypte speciaal genoemd (Zc 14:18-19).

We moeten uit deze verzen niet afleiden dat op het moment van de voltooiing van het koninkrijk van God er nog heidenen zullen zijn die zich zullen onthouden van de aanbidding van de ware God. De gedachte is eenvoudig dat er dan geen ruimte meer voor het heidendom binnen de sfeer van het koninkrijk van God is. Dat zien we nog eens nadrukkelijk in de twee volgende verzen die het slot van dit hoofdstuk en dit boek vormen, waar al het onheilige uit het koninkrijk verwijderd zal zijn.

De toepassing van het Loofhuttenfeest voor ons is dat de Heer Jezus het waardeert als we terugdenken aan wat Hij heeft gedaan op het kruis. Dat doen we op aarde in het bijzonder als we het avondmaal vieren en de dood van de Heer verkondigen. We zullen tot in alle eeuwigheid terugdenken aan wat Hij deed, want we zullen altijd het Lam zien staan als geslacht (Op 5:6).

Alles is aan de HEERE gewijd

Terwijl buiten Israël het kwaad wordt geoordeeld, is binnen het volk alles “HEILIG VOOR DE HEERE”, dat wil zeggen dat alles aan Hem gewijd is. Het hele leven zal doortrokken zijn van de heiligheid van de HEERE. Het volk zal dan de heilige natie zijn die God altijd voor ogen heeft gestaan (Ex 19:6). Wat vroeger alleen op de tulband van de hogepriester stond (Ex 28:36), staat nu overal op te lezen, wat ook in de praktijk waar zal zijn. Eerder zijn paarden van de vijanden door de vloek getroffen (Zc 14:15), hier dragen paarden bij aan de verheerlijking van de HEERE.

Hetzelfde geldt voor de potten in het huis van de HEERE. Die potten worden als het ware opgewaardeerd tot een dienst die direct met het altaar te doen heeft, dat wil zeggen dat ze bijdragen aan de aanbidding van de HEERE. Alle gewone gebruiksvoorwerpen worden ingezet tot meerdere verheerlijking van God. Voor ons geldt dat nu al. Alles wat we doen, tot het gewone eten en drinken aan toe, behoort te zijn tot eer van God (Ko 3:17; 1Ko 10:31).

Wat geldt voor de potten in het huis van de HEERE, geldt voor “al de potten in Jeruzalem en in Juda” (Zc 14:21). Elk alledaags gebruiksvoorwerp zal aan de HEERE gewijd zijn en tot Zijn eer gebruikt worden. Elk voorwerp door het hele land heen zal zo heilig zijn, dat het in de tempel gebruikt zou kunnen worden.

Met deze voorstelling van zaken wil Zacharia tot het hart van zijn volk spreken. Hij wil dat ze aan die toekomstige tijd denken en er dan voor zorgen dat ze alles daarmee in overeenstemming brengen. Ook voor ons is het zaak om ernst te maken met het huis van God, de gemeente. Dit betekent dat we alles in ons hele leven, zeven dagen per week en vierentwintig uur per dag, daaraan toewijden. Alles in Gods gemeente moet gaan dienen tot meerdere glorie van Hem van Wie het huis is.

Alles wat steeds de dienst aan de HEERE in gevaar heeft gebracht, zal er dan niet meer zijn. De kooplieden – dat is de betekenis van de naam Kanaäniet – zullen er niet meer zijn om van de dingen van de Heer koopwaar te maken. De Heer heeft als eerste handeling in de tempel het huis van Zijn Vader van kooplieden gereinigd (Jh 2:16). De tijd dat godsdienst koopwaar is, is voorgoed voorbij. Het oordeel over de rooms-katholieke kerk als economische macht geeft dat aan (Op 18:15-24).

Copyright information for DutKingComments