Zechariah 3:3-4

Vuile kleren – feestkleren

Gods Geest verheelt niet dat Jozua “in vuile kleren gekleed” is (Zc 3:3). Het woord voor ‘vuil’ is in het Hebreeuws een woord dat wijst op een vuil van het smerigste en walgelijkste soort (Sp 30:12; Js 4:4; Js 64:6). Zoals hiervoor al is gezegd, kan God de zonden van Zijn volk niet door de vingers zien. Jozua staat echter niet voor de satan in die vuile kleren, maar voor God. Het houdt als het ware een erkenning van zijn vuilheid in, dat wil zeggen dat het volk schuld erkent aan de vuile toestand van het priesterschap.

Israël is wel gered uit de ballingschap, maar als priesterlijke natie is het een onrein volk. Het priesterschap is besmeurd door een lang verblijf in een vreemd land, waarvan de nawerking nog (of: weer) te zien is. Het priesterschap wordt niet uitgeoefend op de wijze zoals God het wil. Heidense elementen hebben het onrein gemaakt.

Er wordt niet tegen Jozua gezegd dat hij die vuile kleren zelf moet uitdoen (Zc 3:4). De HEERE neemt het woord en geeft Zijn engelen bevel de vuile klederen van Jozua uit te trekken. Het is een symbool van het wegdoen van de ongerechtigheid. Hierin wordt vergeving voorgesteld (vgl. 2Sm 12:13b).

In de brieven van Paulus zien we hoe in geestelijk opzicht bij ons de vuile kleren zijn weggenomen. In elke brief zijn die kleren door iets anders bevuild. Zo kan het gaan om de vuilheid van het wetticisme. Daarover gaat het in de brief aan de Galaten. Het kan ook gaan om de vuilheid van de filosofie. Daarover gaat het in de brief aan de Kolossenzen. Het uiteindelijke doel van Paulus’ dienst is om “iedere mens volmaakt te stellen in Christus” (Ko 1:28). Dat wil zeggen dat ieder die tot bekering is gekomen, zijn nieuwe positie in Christus ziet, wat hier wordt weergegeven door de “feestkleren”.

Een dergelijk werk kan alleen gebeuren door hen die in Gods tegenwoordigheid leven, en van wie het leven daarmee in overeenstemming is. Gods barmhartigheid voorziet in nieuwe kleren. Hij geeft opdracht het “beste kleed” te halen en dat de berouwvolle mens aan te trekken (Lk 15:20-24). Voor ieder die tot de gemeente behoort, betekent dit dat hij mag weten dat hij is “aangenaam gemaakt in de Geliefde” (Ef 1:6).

Dit wordt voorgesteld in de aanneming en het herstel in de positie van de hogepriester Jozua. Zo neemt God de ongerechtigheden van Zijn volk weg en geeft het feestkleren. Feestkleren – een woord dat alleen hier en in Jesaja 3 voorkomt (Js 3:22) – spreken van reinheid, vreugde en heerlijkheid. Ze symboliseren hier het herstel van Israël in zijn oorspronkelijke roeping (Js 61:10).

Copyright information for DutKingComments