Zechariah 4:1-6

Inleiding

In Zacharia 3 gaat het over het godsdienstige hoofd, de hogepriester. In Zacharia 4 gaat het over het politieke hoofd, de vorst.

Eerst wordt Gods ideaal voorgesteld, dat Israël een getuigenis voor Hem in de wereld zal zijn. Daarna zien we ook de kracht die God geeft om daaraan te beantwoorden.

Zacharia gewekt

Het lijkt erop dat Zacharia door wat hij heeft gezien in een slaaptoestand is gekomen (vgl. Dn 8:18; Dn 10:9-10). Hij moet wakker worden gemaakt omdat er nog meer te zien en door te geven is. Het is nog niet afgelopen.

Dat Zacharia wakker wordt gemaakt, veronderstelt dat dit nachtgezicht bijzonder bedoeld is voor een tijd van geestelijk ontwaken. Deze profetie wordt gegeven om hen te bemoedigen die het huis van God bouwen in een ‘overblijfseltijd’, dat wil zeggen in een tijd dat het volk van God door grote zwakheid wordt gekenmerkt. Dat wakker maken gebeurt door God of namens Hem, niet door menselijke tussenkomst. Alleen de Geest van God kan een ontwaken bewerken, waardoor God in staat wordt gesteld Zijn mededelingen te doen op een wijze dat ze ook worden begrepen en aangenomen.

De kandelaar en de twee olijfbomen

Zacharia is gewekt. Hij is ontwaakt. Dan stelt de HEERE hem de vraag wat hij ziet. De vraag dwingt Zacharia nauwkeurig te kijken. Hij wordt opgeroepen om de grootste aandacht te geven aan wat hij ziet. Dan kan hij gedetailleerd beschrijven wat hij ziet. Hij ziet “een kandelaar, geheel van goud”. Zo een heeft er in de tabernakel gestaan (Ex 25:31-40).

Zacharia ziet ook hoe de olie, waardoor de zeven lampen van de kandelaar kunnen branden, naar die lampen gevoerd wordt. Aan de bovenkant van de kandelaar zit een olievaatje. Vanuit dit olievaatje lopen zeven toevoerbuisjes naar elk van de zeven lampen. Via deze toevoerbuisjes stroomt de olie naar de lampen. De olie in het olievaatje wordt geleverd door twee olijfbomen. Van de olijfbomen wordt de olie door twee toevoerbuizen naar het olievaatje aan de bovenkant van de kandelaar getransporteerd. Zo kan de kandelaar voortdurend blijven branden. Van de twee bomen staat er een aan de rechterkant en een aan de linkerkant van de kandelaar.

Dit beeld laat de constante, onbegrensde en door God bestuurde toevoer zien voor het licht dat Hij door middel van Zijn volk wil verspreiden. Hieraan komt geen menselijke hulp te pas, zoals dat wel bij de verzorging van het licht in de tabernakel en de tempel het geval is geweest. Alleen als Gods Geest – de olie is een beeld van Hem (1Jh 2:20; 27) – elk detail bestuurt, kan de dienst tot heerlijkheid van God zijn.

De kandelaar is een beeld van de Heer Jezus. Hij is het licht van de wereld. We zien daarin de kracht van de Heilige Geest, die uitgaat van Christus, de Gezalfde. Zoals de kandelaar de lampen draagt, zo draagt de Heer Jezus de gelovigen. Tegen ons, de volgelingen van Christus, wordt gezegd dat wij het licht van de wereld zijn (Mt 5:14). Wij moeten onze lampen laten branden en ons licht laten schijnen in de wereld (Lk 12:35; Fp 2:15; Op 1:20). Daarvoor hebben wij de kracht van de Heilige Geest nodig.

Vraag naar de betekenis van het visioen

De profeet blijft na het vertellen van wat hij ziet niet stil. Hij wil er ook de betekenis van weten en vraagt daarnaar. Hij stelt zijn vraag niet omdat hij de betekenis van de kandelaar niet kent. Daarvan is hij goed op de hoogte. Hij vraagt naar de betekenis van “deze dingen”, dat is het geheel van het nachtgezicht. Hij wil weten wat de kandelaar en de olijfbomen te zeggen hebben, wat de toepassing ervan is voor hem en de zijnen en voor hun omstandigheden.

De reactie van de HEERE geeft de indruk dat Hij veronderstelt dat Zacharia de betekenis toch had moeten weten. Maar Zacharia moet toegeven dat hij die niet weet. Hij doet dat met groot respect en eerbied voor de HEERE, Die hij aanspreekt met “Heere”, Adonai, dat is de soevereine Heer.

Niet door kracht, maar door Gods Geest

De HEERE gaat vervolgens op de vraag van Zacharia in. Hij begint ermee te zeggen dat het antwoord “het woord van de HEERE tot Zerubbabel” is. Het woord van de HEERE is ten aanzien van toekomstige gebeurtenissen met het oog op de herbouw van de tempel. Zerubbabel is ontmoedigd door de tegenstand bij de herbouw. Nu wordt hij bemoedigd dat hij het niet van menselijke kracht, van eigen inspanning, hoeft te verwachten, maar dat de Geest van God garant staat dat het werk klaarkomt.

Bij “kracht” en “geweld” kunnen we denken aan een krachtige enkeling en aan het geweld van een menigte, waarbij het in beide gevallen om menselijke inbreng gaat. Al is iemand nog zo sterk en al zijn er nog zoveel mensen bij elkaar, niets ervan kan God gebruiken om Zijn werk te doen.

Dit zegt Hij Die geen menselijke kracht kan gebruiken en die ook niet hoeft te gebruiken, daar Hij “de HEERE van de legermachten” is. Alle aardse en hemelse legermachten zijn aan Hem onderworpen en staan Hem ter beschikking.

Met deze uitleg verklaart de HEERE dat het visioen spreekt van Gods Geest door Wie Zerubbabel Gods werk kan doen. Het resultaat van dat werk is het getuigenis van Gods heerlijkheid in de wereld.

Hoe belangrijk is dit woord ook voor onze dagen die vol zijn van comités, planningen, organisaties, budgetten, sponsoracties enzovoort. Omdat een werk voor God een door en door geestelijk werk is, kan dat nooit door menselijke inspanning, niet door eigen kracht of met gezag van anderen, worden verricht (vgl. Hs 1:7). Gods werk kan alleen slagen in de kracht van de almachtige, onfeilbare Geest van God.

Zoals de lampen van olie worden voorzien die komt van een bron die niet van menselijke makelij is, en ook zonder menselijke tussenkomst, gebeurt Gods werk niet via een menigte of door energieke en overredende mensen. Zwakheid is geen verhindering, maar juist een noodzaak wil God Zijn werk kunnen doen (2Ko 12:9a; 1Sm 14:6b; 2Kr 14:11; Hb 11:34).

Copyright information for DutKingComments