Zechariah 6:12-13

De Spruit

Zacharia moet van het zilver en het goud kronen maken (Zc 6:11). Die moet hij vervolgens op het hoofd van Jozua, de hogepriester, plaatsen. Een kroon hoort niet bij een hogepriester, maar op het hoofd van een koning, in dit geval op het hoofd van Zerubbabel, die uit de lijn van David is. God wil echter laten zien dat Koning en Priester Zich in de Persoon van de Messias verenigen. Het plaatsen van de kronen op het hoofd van de hogepriester spreekt zinnebeeldige taal.

Zacharia moet Jozua de betekenis van deze handeling uitleggen, opdat Jozua niet zal denken dat hij de eigenlijke koning is. Hij moet dat doen uit Naam van de HEERE van de legermachten, een naam die in het vervolg van het boek vaak wordt genoemd. Het is de naam die aangeeft dat de HEERE alle macht over alle aardse en hemelse legermachten heeft.

De kronen worden verbonden met de Spruit Die zal komen (Js 4:2; Jr 23:5; Jr 33:15-17). De oproep “zie, een Man” doet denken aan wat Pilatus zegt: “Zie, de Mens” (Jh 19:5). De Spruit is de Messias uit het huis van David. Spruit wil zeggen ‘voortspruiten uit’ (Js 53:2). Hij zal “uit Zijn plaats opkomen”, of uitspruiten, dat wil zeggen uit Sion of Jeruzalem. De Redder zal uit Sion komen (Rm 11:26; Ps 14:7), niet tot Sion. Hij wordt Sion toegerekend, Hij hoort bij Sion (Ps 87:5-6).

Jozua is hier in zijn ambt een type van de Messias, Die Koning-Priester zal zijn, “Hij zal Priester zijn op Zijn troon” (Zc 6:13). Hij zal uitspruiten “uit de [afgehouwen] stronk van Isaï” (Js 11:1). Hij komt uit Zijn eigen volk voort. En Hij zal de heerlijke tempel van het vrederijk bouwen, die we vinden in Ezechiël 40-43. Het gaat hier over de toekomstige tempel.

De Messias is Priester op Zijn troon

De Zc 6:12-13 geven een prachtig beeld van de Messias als Koning-Priester. Deze waardigheid zal Hij hebben, nadat met Zijn vijanden is afgerekend, zoals in het laatste nachtgezicht is beschreven. Hij is nu nog in de hemel en zit nu niet op Zijn eigen troon, maar op die van Zijn Vader (Op 3:21). Het moment dat God Hem Zijn eigen troon zal geven, de troon van Zijn vader David, moet nog komen (Lk 1:32). Dan zal Hij als Koning heersen.

Alles maakt plaats voor Hem:

1. De hogepriester Jozua van Zacharia 3 maakt plaats voor de Messias Priester.

2. De landvoogd Zerubbabel van Zacharia 4 maakt plaats voor de Messias Koning.

3. Zerubbabel, de tempelbouwer, maakt plaats voor Hem Die de tempel bouwt.

4. De twee gezalfden van Zacharia 4 (Zc 4:14) maken plaats voor de gezalfde Koning-Priester.

Hij is de ware Melchizedek, die ook koning en priester was (Hb 7:1). Zijn koningschap legt de basis voor Zijn gezag; Zijn priesterschap verbindt daaraan Zijn zorgende genade en medegevoel. Telkens ligt de klemtoon op ‘Hij’. Dat woord staat in dit vers dan ook terecht aan het begin van elke regel.

Tussen de beide zijden van het ambtswerk die in de ene Persoon aanwezig zijn, vindt “vredesberaad” plaats. Het koninklijke aspect en het priesterlijke aspect zijn in Hem volmaakt met elkaar in overeenstemming. De raad van de vrede zal er zijn tussen de Messias en Jahweh. Hij is Mens en tevens God. Van geen mens kan dat gezegd worden. Als Mens is Hij Koning en Priester, als Jahweh vervult Hij al Zijn beloften in Hem.

Copyright information for DutKingComments