Zechariah 7:5

Voor wie hebben ze gevast?

De vraag is gesteld aan de priesters en profeten (Zc 7:3), maar de HEERE geeft Zelf antwoord door Zijn profeet (Zc 7:4). Het is een antwoord in twee delen. Het eerste deel staat in het vervolg van dit hoofdstuk en het tweede deel staat in Zacharia 8. In het eerste deel zegt Hij wat Hij van het volk verwacht en waarom Hij ertoe verplicht is geweest hen in ballingschap te voeren. In het tweede deel belooft Hij hun dat Hij hen weer in Zijn gunst zal aannemen.

De vraag is gesteld in het enkelvoud “moet ik …” (Zc 7:3), maar het antwoord komt tot “de hele bevolking van het land en … de priesters” (Zc 7:5). De vraag gaat over het vasten in de vijfde maand, maar in het antwoord wordt het vasten in de zevende maand erbij betrokken. In de zevende maand is Gedalia gedood en is het overblijfsel op de vlucht gegaan (2Kn 25:23-25; Jr 41:1-3).

Uit het antwoord van de HEERE blijkt dat deze gedenkdagen zijn teruggebracht tot loutere godsdienstplichten. Een plicht vervullen alleen omdat het zo hoort, heeft voor God geen waarde. We kunnen iets doen omdat het een goede gewoonte is. Naar Zijn gewoonte gaat de Heer Jezus op de sabbat naar de synagoge (Lk 4:16). Maar goede gewoonten worden hol en leeg als wij ze niet doen voor de Heer maar voor onszelf. Dan veranderen de feesten van de HEERE in feesten van de Joden (Lv 23:4-6; Jh 2:13; Jh 7:2).

Het antwoord is dan ook niet of ze wel of niet moeten doorgaan. Daarover mogen ze zelf beslissen. Het antwoord heeft betrekking op het waarom en hoe van hun vasten. Het gaat erom of wij de dingen doen voor de Heer of voor onszelf. Vasten is afstand doen van wat op zichzelf geoorloofd is, met het doel om zich aan de Heer te wijden.

Vasten is nooit een doel op zichzelf. De enige voorgeschreven vastendag voor Israël is de grote Verzoendag, om hun zielen te kastijden, om zich voor God te verootmoedigen vanwege hun zonden (Lv 16:19-34). Als het volk zich tijdens de vier vastendagen bewust is waarom het met Jeruzalem zo gegaan is, zal het zich in gebed tot God wenden om hulp.

Maar nu klinkt de vraag of ze het werkelijk voor God hebben gedaan. Het is een vraag die hun door merg en been moet zijn gegaan. Dat moet ook bij ons zo zijn. Voor wie doen we wat we doen? Is het werkelijk allemaal alleen voor de Heer? Het gaat God niet om godsdienstige gebruiken op zichzelf, maar om het motief, waarom iemand het doet.

Copyright information for DutKingComments