Zechariah 8:1-8

Inleiding

Dit hoofdstuk is het vervolg op Zacharia 7 en laat de andere kant zien. Het hoofdstuk heeft twee delen. Beide delen worden ingeleid door de mededeling dat het woord van de HEERE tot Zacharia komt (Zc 8:1; 18).

Het eerste deel (Zc 8:1-17) verklaart dat, onder bepaalde voorwaarden, het volk wordt hersteld in de gunst van God. Het tweede deel bevat het antwoord op de oorspronkelijke vragen over het vasten, de verklaring van vreugde en de verspreiding van het evangelie (Zc 8:18-23).

Beide delen kunnen nog verder worden onderverdeeld in tien delen die alle tien beginnen met de uitspraak “zo zegt de HEERE” (Zc 8:2; 3; 4; 6; 7; 9; 14; 19; 20; 23). We kunnen wel spreken van tien zegeningen die het deel van het volk zijn als het in Gods gunst hersteld is.

De eerste zegen

Voor de derde keer komt het woord van de HEERE tot Zacharia (Zc 8:1; Zc 7:1; 8). Na de vermaningen in het vorige hoofdstuk komen nu de beloften van zegen. De eerste belofte is de bemoediging van de HEERE dat Hij Zich voor Sion heeft “ingezet” en dat “met grote na-ijver” en “met grote grimmigheid” (Zc 8:2). Hij laat Zijn volk niet in de steek. Zijn hart blijft in genade voor hen kloppen en Hij zal Zijn beloften waarmaken.

Twee keer spreekt Hij hier over Zijn inzet voor Sion (vgl. Zc 1:14). Hij betuigt op versterkende wijze Zijn warme liefde voor hen, opdat ze hiervan maar diep overtuigd zullen worden. Hij wil het volk helemaal en alleen voor Zichzelf bezitten en hun liefde niet met iemand anders delen.

De tweede zegen

De HEERE is vanwege de hardnekkige zonden van het volk uit Jeruzalem weggetrokken. Dat wordt door Ezechiël beschreven (Ez 8:3; Ez 9:3; Ez 10:3-4; 18-19; Ez 11:22-23). Maar de HEERE komt terug. Dat gebeurt als de Heer Jezus – Hij is Jahweh – met zegen tot Zijn volk zal komen. Als Hij terugkeert naar de stad, kan dat alleen als er trouw en heiligheid gevonden worden (Js 1:26; Zf 3:13). Dat zal in Jeruzalem zo zijn. De stad “zal ‘stad van de waarheid’ genoemd worden”.

De berg Sion, waarop de tempel wordt gebouwd, zal “de heilige berg” genoemd worden. Dat is niet alleen een naam, maar de berg zal werkelijk heilig zijn. Het is een berg die afgezonderd is van alle andere bergen om alleen en totaal aan Jahweh gewijd te zijn. In het boek Jesaja noemt Jahweh deze berg meerdere keren “Mijn heilige berg” (Js 11:9; Js 56:7; Js 57:13; Js 65:11; 25; Js 66:20). Andere profeten doen dat ook (Jr 31:23; Jl 2:1; Jl 3:17; Ob 1:16; 17; Zf 3:11; Dn 9:16; 20).

De derde zegen

Dit tafereel zal in het Messiaanse rijk werkelijkheid worden. Dat is nog toekomst, maar deze blik in de toekomst is voor het moment een bemoediging voor Zerubbabel en de zijnen. Dit tafereel is een gevolg van de waarheid en heiligheid van het vorige vers. Die hebben een uitwerking onder Gods volk van harmonie en vreugde.

Met de komst van de Heer Jezus is de vrede aangebroken, de oorlog is voorbij. Iedereen, ook de zwakste en meest weerloze leden van de samenleving, kan zonder angst voor oprukkende vijandige legers op de pleinen van Jeruzalem zijn. De leeftijden zullen weer die van vóór de zondvloed zijn (Js 65:20; 22). De belofte van een lang leven wordt door de Joden als een van de grootste zegeningen van de Godsregering beschouwd. Het is de beloning voor gehoorzaamheid (Ex 20:12; Dt 4:40).

Het nageslacht zal talrijk, gezond en gelukkig zijn. De kinderen kunnen onbezorgd spelen. Er is geen dreiging van oorlog en de daarmee verbonden dood of gevangenschap meer. De haat van de wereld is gesmoord. De pleinen of straten zullen vol zijn van spelende kinderen en niet van protesterende mensen. Nu zijn de straten nog gevaarlijke plaatsen voor kinderen, zowel door verkeer als door misdrijf.

Het spelen van kinderen is iets waar God ook plezier in heeft (Mt 11:16-17). Ouders mogen daaraan een voorbeeld nemen. Het spelen van kinderen en het genieten daarvan door ouderen is een zaak waaraan God vreugde beleeft. Het is geen tijdverspilling. Ouden en jongen zullen in harmonie samenleven. Het tafereel van welvaart en tevredenheid vormt een groot contrast met de armoede, verwarring en ontevredenheid waarin wij leven.

In de gemeente mag de hier beschreven letterlijke situatie in geestelijk opzicht nu al aanwezig zijn. Daar is, als het goed is, geen generatiekloof. Er is ook ruimte voor de ontplooiing van elk stadium en openbaring van geestelijk leven. We moeten jongens en meisjes alle geestelijke hulp geven die maar mogelijk is, zowel in woord als in voorbeeld.

Het zijn twee tegengestelde leeftijdsgroepen, de oude mannen en vrouwen en de jongens en meisjes. De oude mensen zijn zo oud, dat zij hun bevende ledematen ondersteunen met een stok. Daartegenover zien we kinderen die energie uitstralen met een vreugde die het leven toelacht. In beide categorieën zien we de goedheid van de Schepper.

De kinderen staan aan het begin van het leven. Alles in hen moet nog tot ontwikkeling komen. Zij mogen rekenen op Gods hulp hierin. Bij de zeer ouden zien we dat Hij hen heeft geholpen, hun hele lange leven lang. Hij heeft hen door alle veranderingen, kansen en gevaren van dit broze leven heen geleid, ook in de periode waarin zij hun krachten hebben zien afnemen.

De vierde zegen

De vierde zegen is een bemoediging met het oog op de vorige zegen. Het in de vorige verzen geschilderde tafereel lijkt een onmogelijkheid. Ook voor ons is het moeilijk voorstelbaar als we de wereldsituatie bezien. Maar voor God is niets te wonderlijk (Gn 18:14). Wij mogen op Hem rekenen voor de verwerkelijking van Zijn wil. Het ingewikkelde leven van nu zal plaatsmaken voor een ongecompliceerd leven in het vrederijk.

Er is dan niets wat schadelijk is voor het leven. Alles wat het leven nu zo moeilijk en soms ondraaglijk maakt, alle geestelijke en lichamelijke ziekten en zelfs de dood (Js 65:18-25), alle jaloersheid en streven naar meer, zijn dan verleden tijd. Iedereen zal volmaakt gelukkig zijn met zijn deel en er volkomen van kunnen genieten. Ze zullen anderen uitnodigen ervan mee te genieten (Zc 3:10). En dat alles omdat God in hun midden woont.

De vijfde zegen

We zien dat God Zelf alles bewerkt. Menselijke inspanningen worden niet gevraagd, maar ook niet verwacht. Het ligt volkomen buiten het vermogen van de mens om Gods plan te verwerkelijken. Om Zijn voornemen te verwezenlijken zal God Zelf Zijn volk verlossen uit alle windstreken waar ze zich maar als gevangenen bevinden (Zc 8:7). Uit het oosten, waar de zon opkomt, en het westen, waar de zon ondergaat, zullen ze komen (Ps 50:1; Ml 1:11).

Hij zal hen naar Jeruzalem brengen (Zc 8:8; Js 11:11-12; Js 43:5-6; Ez 37:21; Am 9:14-15). Ze mogen wonen waar Hij woont. Dit betekent dat zij Zijn tegenwoordigheid zullen genieten. Het betekent ook dat Hij van hun aanwezigheid geniet. Zij zijn Hem tot een volk en Hij zal hun tot een God zijn.

Dat zal zo zijn omdat zij dan volkomen beantwoorden aan “waarheid” en “gerechtigheid”. “In waarheid” zal God al Zijn beloften vervullen en “in waarheid” zal het volk de beloften genieten. God doet dat “in gerechtigheid”, want er is aan Zijn recht voldaan door het kruiswerk van Zijn Zoon. Daardoor krijgt Zijn volk “in gerechtigheid” deel aan de zegen.

Copyright information for DutKingComments