‏ Colossians 2:11-12

11In Welken gij ook besneden zijt met een besnijdenis, die zonder handen geschiedt, in de uittrekking van het lichaam der zonden des vleses, door de besnijdenis van Christus;
 In Welken Namelijk Christus.
,
 besneden zijt Namelijk niet met de uitwendige besnijdenis, die door Christus' dood, nevens de andere ceremoniën des Ouden Testaments teniet gedaan is, gelijk de apostel hier leert, en Gal 5:1-2; maar met de inwendige besnijdenis des harten, in den geest, welke de betekenende zaak was van de uitwendige besnijdenis, en die de apostel in de volgende woorden nader verklaart. Waaruit hij wil besluiten dat dan de uitwendige ons niet meer nodig noch nut is.
,
 zonder handen Dat is, van God zelf, door Zijnen Geest, Deu 30:6; Rom 2:29.
,
 van het lichaam Dat is, de ganse massa der verdorvenheid, die bij een lichaam wordt vergeleken, dat vele leden heeft. Zie Rom 6:6; Col 3:5, vanwege de velerlei begeerlijkheden, die de zonde in ons werkt.
,
 des vleses, Hierdoor wordt verklaard, waaruit deze zondige aard zijnen oorsprong heeft, namelijk uit de vleselijke geboorte; Joh 3:6.
,
 door de besnijdenis Niet eigenlijk, waardoor Christus zelf ten achtsten dage is besneden geweest, maar door welke Hij onsmet Zijnen Geest in onze harten besnijdt, dat is, van de schuld en heerschappij der zonde verlost, en onze harten reinigt, gelijk de volgende verzen breder verklaren.
12Zijnde met Hem begraven in den doop, in welken gij ook met Hem opgewekt zijt door het geloof der werking Gods, Die Hem uit de doden opgewekt heeft.
 begraven in Of, begraven door den doop. Want in den doop wordt ons betekend en verzegeld dat onze oude mens door den dood van Christus is gedood, en vervolgens ook begraven, dat is, door Christus' lijden en sterven alzo zijn heersende kracht heeft verloren, dat hij is gelijk een dood en begraven lichaam, hetwelk zich niet kan bewegen om te heersen, hoewel het zijn stank nog wel van zich geeft, totdat het door denzelfden dood en Geest van Christus geheel wordt vernietigd. Zie Rom 6:3, enz.
,
 in welken gij Namelijk doopt of Christus. Want beide is waarachtig, doch op verscheidene wijze. Want door de kracht der opstanding van Christus zijn wij opgewekt tot nieuwigheid des levens en door den doop wordt hetzelve ook verzegeld. Zie Rom 6:4, enz. En de apostel wil daarmede bewijzen dat wij zelfs het zegel der besnijdenis in het Nieuwe Testament niet meer van node hebben, dewijl de doop ons nu even hetzelfde betekent en verzegelt.
,
 door het geloof Namelijk zonder hetwelk de uitwendige doop gene kracht heeft. Want die gelooft en gedoopt wordt, zal zalig worden, Mar 16:16. Het geloof dan neemt de weldaad aan, die de doop ons aanwijst en verzegelt.
,
 der werking Gods, Hierdoor kan verstaan worden, òf de kracht Gods, waardoor het geloof in ons wordt gewrocht, òf het steunsel des geloofs, waarop het in onze vernieuwing ziet, namelijk op de kracht Gods, die Christus uit de doden heeft opgewekt, waardoor wij ook uit den dood der zonde opgewekt worden.
Copyright information for DutSVVA