1 Chronicles 15:11-12

11En David riep de priesters Zadok en Abjathar, en de Levieten Uriël, Asaja en Joël, Semaja, en Eliël, en Amminadab.
 Abjathar, Of, Ebjathar; hij was hogepriester, en Zadok was de tweede na hem, achtervolgens de orde van God gesteld; Num 3:32 .
12En hij zeide tot hen: Gijlieden zijt hoofden der vaderen onder de Levieten; heiligt u, gij en uw broeders, dat gij de ark des Heeren, des Gods van Israël, opbrengt, ter plaatse, die ik voor haar bereid heb.
 heiligt u, Dat is, bereidt u tot dit heilig werk met uiterlijke ceremoniële reiniging, maar inzonderheid met reinigheid des harten. Zie Exo 19:10 , Exo 19:15 .
,
 ter plaatse, Zie boven, vs.1.
Copyright information for DutSVVA