1 Chronicles 19

1En het geschiedde na dezen, dat Nahas, de koning der kinderen Ammons, stierf, en zijn zoon werd koning in zijn plaats.
 het geschiedde Hetgeen in dit hfdst. geschreven staat, is eerst verhaald 2Sa 10 . Zie de verdere verklaring der duistere plaatsen aldaar.
2Toen zeide David: Ik zal weldadigheid doen aan Hanun, den zoon van Nahas; want zijn vader heeft weldadigheid aan mij gedaan. Daarom zond David boden, om hem te troosten over zijn vader. Toen de knechten van David in het land der kinderen Ammons tot Hanun kwamen, om hem te troosten, 3Zo zeiden de vorsten der kinderen Ammons tot Hanun: Eert David uw vader in uw ogen, omdat hij troosters tot u gezonden heeft? Zijn niet zijn knechten tot u gekomen, om te doorzoeken, en om om te keren, en om het land te verspieden?
 en om te keren Dat is, om het land te verderven en te verwoesten, nadat zij het zullen doorwandeld en verspied hebben.
4Daarom nam Hanun de knechten van David, en hij beschoor hen, en sneed hun klederen half af tot aan de heupen, en liet hen henengaan.
 beschoor hen, Dat is, hij liet hen scheren, te weten, hun baard half af, of aan de ene zijde; de gezanten Davids alzo beschimpende. Zie 2Sa 10:4 .
,
 de heupen, Anders, de billen.
5Zij nu gingen henen, en men boodschapte David van deze mannen; en hij zond hun tegemoet; want die mannen waren zeer beschaamd. De koning dan zeide: Blijft te Jericho, totdat ulieder baard weder gewassen zij; komt dan wederom.
 Zij nu gingen henen, Anders, en men ging en boodschapte David door mannen, enz.
,
 waren Dat is, hun was grote schande en smaadheid aangedaan.
6Toen de kinderen Ammons zagen, dat zij zich stinkende gemaakt hadden bij David, zo zond Hanun en de kinderen Ammons duizend talenten zilvers, om zich wagenen en ruiters te huren uit Mesopotamië, en uit Syrië-maacha, en uit Zoba;
  Mesopotámië, Hebreeuws, Aram, of Syrië der twee rivieren. Zie de aantekening Gen 24:10 .
7Zodat zij zich huurden twee en dertig duizend wagenen; en de koning van Maacha en zijn volk kwamen en legerden zich voor Medeba; ook vergaderden de kinderen Ammons uit hun steden, en zij kwamen ten strijde.
 twee en dertig duizend Dit kan men verstaan van zoveel krijgsvolk, die op de wagens streden.
8Toen het David hoorde, zo zond hij Joab en het ganse heir met de helden. 9Als de kinderen Ammons uitgetogen waren, zo stelden zij de slagorde voor de poort der stad; maar de koningen, die gekomen waren, die waren bijzonder in het veld.
 der stad; Te weten, voor Medeba, van welke stad vs.7 gesproken wordt. Doch anderen menen dat zij zich voor hun stad Rabba gelegerd hebben, welke de hoofdstad der Ammonieten was, van welker belegering en inneming onder, 1Ch 20 , gesproken wordt.
10Toen Joab zag, dat de spits der slagorde van voren en van achteren tegen hem was, zo verkoos hij enigen uit alle uitgelezenen in Israël, en hij stelde hen in orde tegen de Syriërs aan. 11En het overige des volks gaf hij in de hand van zijn broeder Abisai, en zij stelden hen in orde tegen de kinderen Ammons aan.
  Abisai, Anders, Abisai; 2Sa 10:10 .
12En hij zeide: Indiën mij de Syriërs te sterk worden, zo zult gij mij komen verlossen; en indien de kinderen Ammons u te sterk worden, zo zal ik u verlossen.
 zeide Te weten, tot Absai.
,
 komen verlossen; Hebreeuws, tot verlossing zijn.
13Wees sterk, en laat ons sterk zijn voor ons volk, en voor de steden onzes Gods; de Heere nu doe, wat goed is in Zijn ogen. 14Toen naderde Joab en het volk, dat bij hem was, ten strijde voor het aangezicht der Syriërs; en zij vloden voor zijn aangezicht.
 zij vloden Te weten, de Syriërs.
15Toen de kinderen Ammons zagen, dat de Syriërs vloden, zo vloden zij ook voor het aangezicht van Abisai, zijn broeder, en zij kwamen in de stad; en Joab kwam te Jeruzalem.
 in de stad; Te weten, in de stad Medeba, welke de Ammonieten toenmaals inhadden.
16Als de Syriërs zagen, dat zij voor het aangezicht van Israël geslagen waren, zo zonden zij boden, en brachten de Syriërs uit, die aan gene zijde der rivier woonden; en Sofach, de krijgsoverste van Hadar-ezer, toog voor hun aangezicht heen.
 der rivier Versta hier de rivier Eufraat.
,
  Sofach, Hij wordt Sobach genoemd, 2Sa 10:16 .
,
  Hadar-ezer, Zie boven, 1Ch 18:5 .
17Toen het David werd aangezegd, zo vergaderde hij gans Israël, en hij toog over de Jordaan, en hij kwam tot hen, en hij stelde de slagorde tegen hen. Als David de slagorde tegen de Syriërs gesteld had, zo streden zij met hem. 18Doch de Syriërs vloden voor het aangezicht van Israël, en David versloeg van de Syriërs zeven duizend wagenen, en veertig duizend mannen te voet; daartoe doodde hij Sofach, den krijgsoverste.
 zeven duizend wagenen, Zie de aantekening 2Sa 10:18 .
19Toen de knechten van Hadar-ezer zagen, dat zij geslagen waren, voor het aangezicht van Israël, zo maakten zij vrede met David, en dienden hem; en de Syriërs wilden de kinderen Ammons niet meer verlossen.
 dienden hem; Dat is, zij werden hem onderdanig, en zij gaven hem tribuut.
Copyright information for DutSVVA