1 Chronicles 26:16

16Suppim en Hosa tegen het westen, met de poort Schallechet, bij den opgaanden hogen weg, wacht tegenover wacht.
 Hosa Versta, het huis van Hosa, den zoon van Suppim, van het geslacht van Merari. Eenigen menen dat Suppim en Hosa broeders geweest zijn, en dat zij in het lot tezamen onder een hoofd zijn gevoegd geweest.
,
  met de poort Schallechet, De zin dezer woorden is dat Suppim en Hosa de wacht niet alleen aan de westpoort hadden [die de achterste poort genaamd wordt, omdat zij stond achter de poort des heiligdoms, waar de ark des verbonds stond], maar ook aan een andere poort, die daarbij stond, bij de opgaande gang of galerij, die Salomo gemaakt had, om uit de stad Davids in den tempel te gaan. Zie van deze gang 1Ki 10:12 , en 2Ch 9:11 .
,
 wacht tegenover wacht Dat is, zij waren alzo geordineerd dat als de een afging van den dienst in het huis des Heeren, zo trad de ander aan. Of, zij hielden wacht elk op zijn plaats tegen elkander over; of, zij waren elkander gelijk, elk in zijne wacht.
Copyright information for DutSVVA