1 Chronicles 4:31-32
31En te Beth-markaboth, en te Hazar-susim, en te Beth-biri, en te Saaraim. Dit waren hun steden, totdat David koning werd. ▼▼ totdat David Anders, zolang als David regeerde. Versta dit alzo, te weten, zolang als David en zijn nakomelingen regeerden, en het koninkrijk Juda nog stond, namelijk tot de Babylonische wegvoering; maar als dat is verstoord geworden, zo zijn ook de nakomelingen van Simeon [die in den stam van Juda woonden] uit hun woningen verstoord en verdreven.
32En hun dorpen waren Etam en Ain, Rimmon en Tochen, en Asan; vijf steden. ▼▼ steden Te weten, onbemuurde. Anders kan men het voorgaande dus nemen: En benevens haar dorpen waren Etham en, enz. vijf steden.
Copyright information for
DutSVVA