1 Corinthians 11:6-7

6Want indien een vrouw niet gedekt is, dat zij ook geschoren worde; maar indien het lelijk is voor een vrouw geschoren te zijn, of het haar afgesneden te hebben, dat zij zich dekke.
 dat zij ook geschoren Dat is, het is evenveel en even schandelijk, alsof zij geschoren ware.
,
 geschoren te zijn Namelijk met de schaar.
,
 afgesneden te Namelijk met het scheermes.
7 Want de man moet het hoofd niet dekken, overmits hij het beeld en de heerlijkheid Gods is; maar de vrouw is de heerlijkheid des mans.
 het beeld en Namelijk ten aanzien van zijne macht en heerschappij, die hij heeft over de vrouw. Want anderszins, ten aanzien van de heiligheid en gerechtigheid, is de vrouw zoveel naar het beeld van God geschapen als de man; Gen 1:26-27 .
,
 heerlijkheid Gods Namelijk omdat God in des mans heerschappij over de vrouw, de heerlijkheid en het gebied doet blijken, dat Hij heeft over Zijne schepselen.
,
 de heerlijkheid des mans Namelijk omdat de onderdanigheid der vrouw onder den man een bewijs is van de macht, het gezag en de uitnemendheid des mans boven de vrouw.
Copyright information for DutSVVA