1 Corinthians 2:11-12

11Want wie van de mensen weet, hetgeen des mensen is, dan de geest des mensen, die in hem is? Alzo weet ook niemand, hetgeen Gods is, dan de Geest Gods.
 de geest des Dat is, de redelijke ziel en het verstand des mensen weet wat in hem is. Zie 1Jo 3:20 .
,
 niemand hetgeen Namelijk onder de schepselen. Want de Zoon kent den Vader, en de Vader den Zoon, Mat 11:27 , en hier ook de Heilige Geest, als een enig God met den Vader en den Zoon; Rom 8:27 .
12Doch wij hebben niet ontvangen den geest der wereld, maar den Geest, Die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen, die ons van God geschonken zijn;
 der wereld, Dat is, die wereldse dingen leert en in wereldse dingen zijn vermaak heeft, of geluk stelt.
,
 die uit God is, Dat is, die van God uitgaat en Zijnen kinderen beloofd en gegeven wordt; Joh 14:16 ; Rom 8:15 .
,
 geschonken zijn; Namelijk tot onzen troost en onze zaligheid, dat is, Christus en Zijne weldaden; Rom 8:32 ; Col 2:9-10 .
Copyright information for DutSVVA