1 Corinthians 3:9-10
9Want wij zijn Gods medearbeiders; Gods akkerwerk, Gods gebouw zijt gij. ▼▼ wij zijn Namelijk die dienaars van Gods Woord zijn.
,
▼
,
▼▼ Gods akkerwerk, Dat is, gij als leden der gemeente Gods zijt degenen aan wie deze arbeid besteed wordt als aan een groot akkerwerk.
,
▼▼ Gods gebouw Een andere gelijkenis, genomen van een groot gesticht, waar een groot meester het beleid van heeft, en waar hij zijne dienaars bezig aan houdt, welke gelijkenis hij daarna breder uitlegt en toeëigent.
10Naar de genade Gods, die mij gegeven is, heb ik als een wijs bouwmeester het fondament gelegd; en een ander bouwt daarop. Maar een iegelijk zie toe, hoe hij daarop bouwe. ▼▼ Naar de genade Namelijk door welke ik tot een apostel van Christus ben geroepen, en met welke Hij mij tot nu toe in mijne bediening heeft bijgestaan en vergezelschapt. Waarmede hij alles, wat hij is en doet, niet in zichzelven, maar God toeschrijft.
,
▼▼ als een wijs Dat is, gelijk een recht, voorzichtig, en getrouw bouwmeester betaamt.
,
▼
,
▼
,
▼▼ hoe hij daarop bouwe Sommigen verstaan dit van de personen, die door de leraars op het fondament gebouwd worden, gelijk het woord werk alzo genoemd wordt; 1Co 9:1 . Doch alzo de apostel hier zegt een iegelijk zie toe, hoe hij daarop bouwt, en niet, wien hij daarop bouwt, zo wordt dit gemeenlijk en bekwamelijker verstaan, dat de apostel hier de leraars wil vermanen, dat zij toezien welke leer zij op het fondament, dat de apostelen gelegd hebben, voorstellen tot versterking en vermeerdering der opgerichte gemeenten.
Copyright information for
DutSVVA