1 Corinthians 5:11
11Maar nu heb ik u geschreven, dat gij u niet zult vermengen, namelijk indien iemand, een broeder genaamd zijnde, een hoereerder is, of een gierigaard, of een afgodendienaar, of een lasteraar, of een dronkaard, of een rover; dat gij met zodanig een ook niet zult eten. ▼▼ Maar nu heb Dat is, heb nodig geacht u te schrijven, opdat gij mij wel verstaat.
,
▼
,
▼
,
▼▼ zult eten Dat is, zult geen gemeenzame en openbare onderlinge vriendschap met zulken onderhouden, opdat zij zich mogen schamen. Zie 2Th 3:14 ; 2Jo 1:10 . Anderszins verbiedt de apostel niet, dat van man en vrouw, ouders en kinderen en dergelijke, de burgerlijke gemeenschap [waar de wet der natuur en zeden de mensen aan verbindt] zelfs met zodanigen onderhouden worde; alzo de kerkelijke tucht dezulken maar ontbloot van de gemeenschap die Christenen als Christenen, zo in het geestelijke als in het wereldlijke, eigen hebben; niet waarmede zij als mensen of burgers in het algemeen aan elkander verbonden zijn.
Copyright information for
DutSVVA