‏ 1 John 2:19-20

19Zij zijn uit ons uitgegaan, maar zij waren uit ons niet; want indien zij uit ons geweest waren, zo zouden zij met ons gebleven zijn; maar dit is geschied, opdat zij zouden openbaar worden, dat zij niet allen uit ons zijn.
 Zij zijn Namelijk deze antichristen en valse leraars.
,
 uit ons Namelijk christenen of christelijke vergaderingen.
,
 uitgegaan, maar Dat is, voortgekomen, opgestaan en hebben zich van ons afgezonderd.
,
 uit ons niet; Dat is, uit de ware en oprechte christenen, noch uit de oprechte en gezonde leraars.
,
 met ons Namelijk, oprechte christenen en leraars.
,
 gebleven zijn; Namelijk in de enigheid van het geloof en bij de waarheid.
,
 allen uit ons zijn Namelijk die zich christenen noemen, en hun leer met Christus' naam bekleden; zie Mat 7:21.
20Doch gij hebt de zalving van den Heilige, en gij weet alle dingen.
 Doch gij hebt Grieks en. De apostel wijst den gelovigen nu aan het rechte middel om de verleidingen der antichristenen te ontkomen, namelijk dat zij vast blijven bij de leer, die zij door de verlichting van den Heiligen Geest eens hebben geleerd en aangenomen.
,
 de zalving Of de zalf; waardoor hij verstaat de genadige werking van den Heiligen Geest, waardoor zij wedergeboren en met de zaligmakende kennis van Christus verlicht en versterkt zijn, die bij de uitstorting van een kostelijke zalf wordt vergeleken. Zie Zie Psa 45:8, en Psa 133:2.
,
 van den Heilige, Dat is, van Christus Jezus, die zo genoemd wordt Psa 16:10; Dan 9:24; Act 2:27. Zie de aantekeningen aldaar; en de reden Heb 7:26. Van Hem hebben alle gelovigen deze gave; Joe 2:28; Joh 1:16, en Joh 14:26.
,
 alle dingen Namelijk die u ter zaligheid nodig zijn te weten en waarvan ik u schrijf.
Copyright information for DutSVVA