1 Kings 13:2

2En hij riep tegen het altaar, door het woord des Heeren, en zeide: Altaar, altaar, zo zegt de Heere: Zie, een zoon zal aan het huis Davids geboren worden, wiens naam zal zijn Josia; die zal op u offeren de priesters der hoogten, die op u roken, en men zal mensenbeenderen op u verbranden.
 Altaar, Hij spreekt het altaar toe, omdat de koning tot deze en dergelijke vermaningen geen gehoor gaf. Ondertussen de gehele uiterlijke afgodendienst wordt gedreigd door het woord altaar, hetwelk somtijds voor den gehelen uitwendigen godsdienst genomen wordt, gelijk Isa 19:19; 1Co 9:13.
,
 geboren worden, Te weten, omtrent drie honderd en dertig jaren na dezen.
,
 die zal op u offeren Waardoor het altaar verontreinigd en de priesters, die daarop offerden, gestraft zouden worden. Zie de vervulling hiervan 2Ki 23:15, enz.
Copyright information for DutSVVA