1 Kings 13:4

4Het geschiedde nu, als de koning het woord van den man Gods hoorde, hetwelk hij tegen het altaar te Beth-el geroepen had, dat Jerobeam zijn hand van op het altaar uitstrekte, zeggende: Grijpt hem! Maar zijn hand, die hij tegen hem uitgestrekt had, verdorde, dat hij ze niet weder tot zich trekken kon.
 hand van op Waarmede hij over en omtrent het altaar met offeren en roken bezig was.
,
 hem uitgestrekt had, Hij meent den man Gods, die het altaar gedreigd had.
Copyright information for DutSVVA