1 Kings 14:3

3En neem in uw hand tien broden, en koeken, en een kruik honig, en ga tot hem; hij zal u te kennen geven, wat dezen jongen geschieden zal.
 neem Te weten, tot een geschenk voor den profeet, welk gebruik dan bij velen was, niet om den dienst der profeten te belonen, maar hun personen te vereren. Zie Jdg 13:17; 1Sa 9:7-8; 2Ki 5:15, en 2Ki 8:8.
,
 koeken, Hebreeuws, stipkoeken; in welke enige stipjes, tekens, of merken ter versiering ingeprent waren. Anders, kranselingen, of beschuit.
,
 kruik honig, Of, fles.
,
 wat dezen jongen Dat is, of hij van deze ziekte bekomen of sterven zal.
Copyright information for DutSVVA