1 Kings 8:31-32

31Wanneer iemand tegen zijn naaste zal gezondigd hebben, en hij hem een eed des vloeks opgelegd zal hebben, om zichzelven te vervloeken; en de eed des vloeks voor Uw altaar in dit huis komen zal;
 hij hem Te weten, de naaste, tegen denwelken gezondigd is.
,
 eed des vloeks Hebreeuws eigenlijk, vloek, of vervloeking. Versta, een eed van den rechter opgelegd, die in gewichtige zaken geschiedde, met zijns zelfs vervloeking zo men valselijk zwoer, en dat zeer plechtig voor het altaar, om den zweerder te meer tot aandacht en vrees te verwekken. Vergelijk Exo 22:8; Num 5:15-18, enz.
32Hoor Gij dan in den hemel, en doe, en richt Uw knechten, veroordelende den ongerechtige, gevende zijn weg op zijn hoofd, en rechtvaardigende den gerechtige, gevende hem naar zijn gerechtigheid.
 veroordelende Zie van dit woord Deu 25:1.
,
 gevende zijn weg Dat is, mits zijn zonden door de welverdiende straffen te plagen. Zie gelijke manier van spreken, 2Ch 6:23; Eze 9:10, en vergelijk onder, vs.39.
,
 rechtvaardigende den gerechtige, Dat is, vrij achtende en rechtvaardig sprekende. Zie van dit woord Gen 44:16; Deu 25:1.
Copyright information for DutSVVA