1 Kings 9:20-21

20Aangaande al het volk, dat overgebleven was van de Amorieten, Hethieten, Ferezieten, Hevieten, en Jebusieten, die niet waren van de kinderen Israëls; 21Hun kinderen, die na hen in het land overgebleven waren, die de kinderen Israëls niet hadden kunnen verbannen, die heeft Salomo gebracht op slaafsen uitschot tot op dezen dag.
 verbannen, Zie Deu 2:34.
,
 op slaafsen uitschot Dat is, hij schatte hem als lijfeigenen. Zij woonden onder de Israëlieten, en worden genaamd de slaven, of knechten van Salomo, Ezr 2:55; Neh 7:57, omdat Salomo de ordinantie aangaande deze slaven gemaakt had. Deze hebben zich eerst moeten begeven tot de ware religie, anders zou Salomo hun deze weldaad niet hebben mogen doen, Deu 7:2. Van het woord uitschot, zie ook boven, 1Ki 5:13.
Copyright information for DutSVVA