1 Peter 1:10-12

10Van welke zaligheid ondervraagd en onderzocht hebben de profeten, die geprofeteerd hebben van de genade, aan u geschied;
 Van welke zaligheid Namelijk ons door Christus verworven, om hier en hiernamaals te genieten; zie Act 3:24, en Act 10:43, enz.
,
 ondervraagd en Want de profeten, door Gods Geest daarvan onderricht zijnde, hebben altijd meer en meer daarvan gepoogd te weten; zie hiervan voorbeelden Isa 63:1, enz.; Dan 9:24, enz.; Luk 10:24.
,
 van de genade, Zo noemt de apostel de vervulling der beloften, die in het Evangelie geschied is, gesteld tegen de blote voorbeelden en voorzeggingen van deze genade; zie Joh 1:17.
11Onderzoekende, op welken of hoedanigen tijd de Geest van Christus, Die in hen was, beduidde en te voren getuigde, het lijden, dat op Christus komen zou, en de heerlijkheid daarna volgende.
 hoedanigen tijd Dat is, niet alleen de genade zelf is van hen onderzocht maar ook de tijd, wanneer die over het huis van Israël zou komen; zie Gen 49:10; Isa 11:1; Dan 9:24.
,
 de Geest van Dat is, de Heilige Geest, door wien de heilige mannen Gods gedreven zijn geweest en gesproken hebben, 2Pe 1:21; welke hier Christus' Geest genoemd wordt, omdat Hij van Christus voortkomt, en Hij Hem van den Vader, niet alleen tot de apostelen, maar ook tot de profeten heeft gezonden. Zie Joh 12:41, en Joh 15:26, vergeleken met Act 28:25; waarom Hij ook de Geest van den Zoon genoemd wordt; Gal 4:6.
,
 heerlijkheid daarna Grieks de heerlijkheden.
12Denwelken geopenbaard is, dat zij niet zichzelven, maar ons bedienden deze dingen, die u nu aangediend zijn bij degenen, die u het Evangelie verkondigd hebben door den Heiligen Geest, Die van den hemel gezonden is; in welke dingen de engelen begerig zijn in te zien.
 dat zij niet zichzelven, De apostel spreekt hier van de zaak zelf, namelijk van Christus' komst in het vlees, Zijn lijden en Zijn heerlijkheid, gelijk in vs.11 is uitgedrukt, niet van de vruchten en werkingen derzelve in ons, die de gelovigen van het Oude Testament zowel als wij hebben ontvangen, gelijk hiervoor meermalen in aangewezen.
,
 Die van den hemel Namelijk op den Pinksterdag naar de profetie van Joël; Joe 2:28; Act 2:4, Act 2:16-17.
,
 in welke dingen Namelijk waarvan hij in vs.12 en in vs.11 heeft gesproken.
,
 de engelen Namelijk vanwege de verwondering en het vermaak, dat zij hebben in het erkennen van Gods veelvoudige wijsheid, die Hij gebruikt in het werk onzer verlossing en in de uitdeling Zijner genade over de gemeente, gelijk Paulus verklaart Eph 3:10; en de apostel schijnt hier te zien op het voorbeeld van de ark des verbonds, waarover twee cherubijnen met uitgestrekte vleugels en gebogen hoofden naar den genadestoel of het verzoendeksel gedurig zagen. Zie Exo 25:20; Heb 9:5.
Copyright information for DutSVVA