1 Samuel 26:19

19En nu, mijn heer de koning hore toch naar de woorden zijns knechts. Indiën de Heere u tegen mij aanport, laat Hem het spijsoffer rieken; maar indien het mensenkinderen zijn, zo zijn zij vervloekt voor het aangezicht des Heeren, dewijl zij mij heden verstoten, dat ik niet mag vastgehecht blijven in het erfdeel des Heeren, zeggende: Ga heen, dien andere goden.
 aanport, Te weten, door zijn bevel of bijzondere beschikking.
,
 Hem het spijsoffer rieken; Of aldus: Hij zal het spijsoffer rieken, of Hij rieke het spijsoffer. Dit verstaan sommigen aldus: Indien God u dat bevolen heeft, zo zal uw spijsoffer hem aangenaam zijn. Anderen aldus: Zo zal ik den Heere door offerande verzoenen voor de zonde, met welke ik dat verdiend heb.
,
 vastgehecht blijven Dat is, dat ik niet steeds den godsdienst mag bijwonen, maar gedurig moet omzwerven van de ene plaats tot de andere.
,
 in het erfdeel des HEEREN, Dat is, bij het volk des Heeren, dat hem zo lief is als enig mens zijn erfgoed wezen kan.
,
 Ga heen, Dat is, zij bewegen mij, zoveel in hen is, van den waren godsdienst af te vallen tot de afgoderij der heidenen.
Copyright information for DutSVVA