1 Samuel 27:8

8David nu toog op met zijn mannen, en zij overvielen de Gesurieten, en de Girzieten, en de Amalekieten ( want deze zijn vanouds geweest de inwoners des lands), dat gij gaat naar Sur, en tot aan Egypteland.
 Gesurieten, Zie de aantekeningen Jos 12:5, en Jos 16:3.
,
 Girzieten, Voor Gizrieten. Dit waren Kanaänieten, die tevoren te Gezer of te Gazer gewoond hadden, in het land Efraïm. Dezen, vandaar ook verdreven zijnde, gingen wonen tegen het zuiden van het land Kanaän.
,
 Amalekieten Dezen waren van de nakomelingen van Ezau, welken God Saul geboden had geheellijk uit te roeien en te verdelgen. Doch hij heeft enigen laten overblijven, tegen welken David hier den oorlog voert.
,
 deze zijn vanouds geweest Te weten, de Gesurieten en Girzieten. Dezen hebben eertijds het land Kanaän bewoond.
,
 des lands Te weten, van het Joodse land, beide aan deze en gene zijde der Jordaan.
Copyright information for DutSVVA