1 Samuel 6:2-3
2Zo riepen de Filistijnen de priesters en de waarzeggers, zeggende: Wat zullen wij met de ark des Heeren doen? Laat ons weten, waarmede wij ze aan haar plaats zenden zullen. ▼▼ waarmede wij ze Anders, hoe
,
▼▼ haar plaats zenden zullen Te weten, in het land van Israël.
3Zij dan zeiden: Indiën gij de ark des Gods van Israël wegzendt, zendt haar niet ledig weg, maar vergeldt Hem ganselijk een schuldoffer; dan zult gij genezen worden, en ulieden zal bekend worden, waarom Zijn hand van u niet afwijkt. ▼▼ ledig weg, Dat is, niet zonder enig geschenk, of verering.
,
▼▼ vergeldt Hebreeuws, vergeldende vergeldt
,
▼▼ Hem ganselijk een schuldoffer; Te weten, den God Israëls.
,
▼▼ hand van u niet afwijkt Dat is, de plaag of straf, die alleen van de macht en regering Gods komt.
Copyright information for
DutSVVA