1 Samuel 9:27

27Toen zij afgegaan waren aan het einde der stad, zo zeide Samuël tot Saul: Zeg den jongen, dat hij voor onze aangezichten heenga; toen ging hij heen; maar sta gij als nu stil, en ik zal u Gods woord doen horen.
 dat hij voor onze aangezichten heenga; Te weten, opdat hij niet hore wat wij spreken.
,
 als nu stil, Hebreeuws, als dezen dag; dat is, in dezen tijd.
,
 en ik zal u Gods woord doen horen Samuël heeft wel Saul, toen zij alleen met hun beiden op het dak waren, den wil des Heeren, aangaande zijn verkiezing tot het koninklijke ambt, verklaard, maar naderhand, in het scheiden, heeft Samuël Saul zulks nog breder te kennen gegeven, hem daarbij voorzeggende de tekenen, die hem tot verzekering daarvan ontmoeten zouden, waarvan breder 1Sa 10 gesproken wordt.
Copyright information for DutSVVA