1 Thessalonians 1:9

9Want zijzelven verkondigen van ons, hoedanigen ingang wij tot u hebben , en hoe gij tot God bekeerd zijt van de afgoden, om den levenden en waarachtigen God te dienen;
 zij Namelijk de gelovigen, die uit andere landen of gemeenten tot ons komen. Zie vs.7.
,
 hoedanigen Hoe vlijtig en ijverig gij ons tot u hebt ingelaten, en het woord des Evangelies hebt aangenomen. Zie Act 17:4.
,
 van de Dat is, van den dienst der afgoden.
,
 den levenden Door den eersten titel wordt God van de stomme beelden en andere levenloze schepselen, die de heidenen dienden, onderscheiden; door den anderen titel van de versierde goden, die uit de mensen of andere levende schepselen van hen tot afgoden waren opgeworpen.
Copyright information for DutSVVA