2 Chronicles 20:3-4

3Josafat nu vreesde, en stelde zijn aangezicht, om den Heere te zoeken; en hij riep een vasten uit in gans Juda.
 stelde zijn aangezicht, Dat is, had een vast voornemen in zijn hart. Gelijk men het aangezicht des lichaams wendt naar de plaats waar men wezen wil, alzo keert men en zet men de gedachten des geestes op het werk, dat men doen wil. Zie 2Ki 12:17 .
,
 den HEERE Anders, van den Heere [hulp] te zoeken. Den Heere te zoeken, is hier zoveel als Hem vuriglijk aan te roepen. Alzo Psa 34:5 , en Psa 78:34 , enz. Elders wordt deze manier van spreken meer in het algemeen genomen. Zie boven, 2Ch 11:16 .
,
 riep Te weten, opdat een ieder te bekwamer zou zijn om God te bidden voor den welstand des lands en de afkering der vijanden, en om een openbaar getuigenis te geven van ootmoed en berouw over hun voorgaande zonden, en van een oprecht voornemen om in het toekomende zich te beteren. Vergelijk Jdg 20:26 ; 1Sa 7:6 , en 1Sa 31:13 ; 2Sa 1:12 ; 1Ki 21:9 en de aantekening, Neh 9:1 ; Est 4:16 ; Joe 2:15 .
4En Juda werd vergaderd, om van den Heere hulp te zoeken; ook kwamen zij uit alle steden van Juda, om den Heere te zoeken.
 hulp Of, [antwoord].
Copyright information for DutSVVA