2 Chronicles 28:13

13En zij zeiden tot hen: Gij zult deze gevangenen hier niet inbrengen, tot een schuld over ons tegen den Heere; denkt gijlieden toe te doen tot onze zonden en tot onze schulden, hoewel wij vele schulden hebben, en de hitte des toorns over Israël is?
 hier niet inbrengen, Te weten, in Samaria.
,
 tegen den HEERE; Hebreeuws, schuld des Heeren; dat is, tegen den Heere, gelijk vs.10.
,
 denkt gijlieden toe Hebreeuws, gij zijt zeggende; dat is, in uw hart voornemende. Zie boven, vs.10. Het is zoveel alsof zij zeiden: Dat gij voorhebt, is een nieuwe zonde, waarmede gij onze voorgaande zonden verzwaren zoudt, daar wij toch daarvan alrede maar te veel hebben.
,
 toorns Namelijk, des HEEREN, waarmede Hij tegen onze zonden vertoornd is. Het woord toorn wordt zonder bijvoeging van het woord Gods dikwijls verstaan van Gods toorn, omdat Hij vanwege zijn grootheid eigenlijk de toorn mag geheten worden. Alzo Num 1:53 , en Num 18:5 ; Jos 22:20 ; 1Ch 27:24 ; boven, 2Ch 24:18 .
Copyright information for DutSVVA