2 Chronicles 28:5-6

5Daarom gaf hem de Heere, zijn God, in de hand des konings van Syrië, dat zij hem sloegen, en van hem gevankelijk wegvoerden een grote menigte van gevangenen, die zij te Damaskus brachten. En hij werd ook gegeven in de hand des konings van Israël, die hem sloeg met een groten slag.
 zijn God, Te weten, naar het verbond der genade, dat God met Abraham en zijn nakomelingen gemaakt had, of, ook naar de geveinsde belijdenis, die Achaz deed, zich gelatende den HEERE zijner vaderen God, mede voor zijnen God te houden, gelijk gemeenlijk de afgodendienaars op beide zijden hinken; 1Ki 18:21 .
,
  konings van Syrië, Genaamd Rezin; 2Ki 16:5 .
,
 Damaskus Hebreeuws, Darmesek. Alzo boven, 2Ch 16:2 .
,
  konings van Israël, Genaamd Pekah, in vs.6, en 2Ki 16:5 .
,
 sloeg Vergelijk boven, 2Ch 13:17 .
6Want Pekah, de zoon van Remalia, sloeg in Juda honderd en twintig duizend dood op een dag, allen strijdbare mannen, omdat zij den Heere, den God hunner vaderen, verlaten hadden.
 strijdbare mannen, Hebreeuws, zonen des strijds, heirs, of sterkte. Van de betekenissen des Hebreeuwsen woords Haïl, mag men zien Gen 47:6 .
,
 omdat zij Vergelijk de aantekening 1Ki 9:9 .
Copyright information for DutSVVA