2 Corinthians 11:16-17

16Ik zeg wederom, dat niemand mene, dat ik onwijs ben; doch zo niet, neemt mij dan aan als een onwijze, opdat ik ook een weinig moge roemen.
 dat ik onwijs ben; Namelijk zo ik mijzelven ga vergelijken met deze lieden, dewijl zij met hun roemen mij daartoe dwingen.
,
 doch zo niet, Dat is, zo gij oordeelt dat ik hierin niet wijs doe, hoort mij tenminste in mijne onwijsheid, gelijk gij anderen hoort; een wijze van spreken bij toelating genomen.
17Dat ik spreek, spreek ik niet naar den Heere, maar als in onwijsheid, in dezen vasten grond der roeming.
 niet naar den Heere, Dat is, niet gelijk den Heere waardig is, of zijnen dienaren, namelijk zo gij de uitwendige woorden alleen aanziet, en niet op het doel of einde let, waarom ik zulks doe, hetwelk is om mijn apostelschap onder u tegen deze roemers te verdedigen, dat ik van des Heeren wege ook gehouden ben te doen.
,
 vasten grond der roeming Gr. zelfstandigheid der roeming. Of, vertrouwen, vrijmoedigheid. Zie 2Co 9:4 .
Copyright information for DutSVVA