2 Corinthians 10
1Voorts ik Paulus zelf bid u, door de zachtmoedigheid en goedertierenheid van Christus, die, tegenwoordig zijnde, wel gering ben onder u, maar afwezend stout ben tegen u; ▼▼ bid u Of, vermaan.
,
▼▼ goedertierenheid van Gr. billijkheid, bescheidenheid.
,
▼▼ tegenwoordig zijnde Gr. naar het aangezicht; dat is, tegenwoordig, of naar het uiterlijk gelaat.
,
▼▼ gering ben onder u, Of, nedering. Deze woorden verhaalt Paulus, als uit den mond van enige valse apostelen, die de ernstige vermaningen des apostels in den voorgaanden brief gesteld, op zulke wijze zochten krachteloos te maken.
2Ik bid dan, dat ik, tegenwoordig zijnde, niet stout moge zijn met die vrijmoedigheid, waarmede ik geacht word stoutelijk gehandeld te hebben tegen sommigen, die ons achten, alsof wij naar het vlees wandelden. ▼▼ niet stout moge zijn Dat is, niet gedwongen worden door de ongehoorzaamheid van dezen, om tegenwoordig zijnde, zulke vrijmoedigheid in het straffen metterdaad te gebruiken.
,
▼▼ stoutelijk gehandeld Namelijk in het schrijven en dreigen, wanneer ik niet tegenwoordig ben.
,
▼▼ naar het vlees Dat is, vleselijke of menselijke wijzen van doen gebruiken, om ons bij de mensen aanzien te maken.
3Want wandelende in het vlees, voeren wij den krijg niet naar het vlees; ▼
,
▼
,
▼ 4Want de wapenen van onzen krijg zijn niet vleselijk, maar krachtig door God, tot nederwerping der sterkten; ▼▼ de wapenen van onze Dat is, de middelen, die wij gebruiken om door het Evangelie van Christus de mensen te bekeren, en onder het rijk en de gehoorzaamheid van Christus te brengen.
,
▼▼ vleselijk, Dat is, zulke als de natuurlijke mensen plegen te gebruiken, om anderen òf met welsprekendheid, òf met bedriegerij, òf met geweld onder zich te brengen.
,
▼▼ krachtig door God, Gr. Gode krachtig; dat is, door de kracht, die God daar bijvoegt, zo in het doen van wondertekenen, Mar 16:20 , als in het bewegen en overtuigen van de harten door Zijnen Geest, Act 16:14 , en ook mede in het straffen van degenen, die zulks zochten te wederstaan. Zie een voorbeeld in Bar-Jesus, Act 13:8 .
,
▼▼ der sterkten; Alzo noemt de apostel al wat de Satan en de wereld, hetzij met vervolgingen, hetzij met wereldse wijsheid en welsprekendheid, voorwerpt om den loop des Evangelies te stuiten, gelijk de twee navolgende verzen verklaren. Zie ook Jer 1:10 , Jer 1:18-19 .
5Dewijl wij de overleggingen ter nederwerpen, en alle hoogte, die zich verheft tegen de kennis van God, en alle gedachte gevangen leiden tot de gehoorzaamheid van Christus; ▼▼ de overleggingen ter Namelijk die de natuurlijke rede des mensen voortbrengt, om het Evangelie zijn aanzien te benemen.
,
▼▼ nederwerpen, en alle Dat is, Christus en Zijn woord onderwerpen. Want de rede des mensen moet geen richter zijn over het Evangelie, maar zich daaronder buigen en gevangen geven; gelijk de volgende woorden ook verklaren.
,
▼▼ hoogte, die zich Namelijk van aanzienlijke wijsheid of kloekheid.
,
▼ 6En gereed hebbende, hetgeen dient om te wreken alle ongehoorzaamheid, wanneer uw gehoorzaamheid zal vervuld zijn. ▼▼ te wreken alle Dit spreekt de apostel niet van enige uitwendige of wereldse wraak. Want die heeft Christus Zijnen apostelen verboden, Mat 20:25 , en Mat 26:52 ; maar van de verkondiging der wraak Gods over de hardnekkigen en van het oefenen des kerkelijken bans tegen degenen, die zich voor leden der gemeente uitgevende, nochtans onchristelijk leren of leven.
,
▼▼ vervuld zijn Dat is, volbracht, of ten volle bewezen zijn. En dit zegt de apostel tot verzachting van het voorgaande dreigement, om hen tot voorkomen van deze straf, door verbetering van zulke ergernissen, te bewegen; overmits daar ook behoorlijke tijd en middel tot bekering aan zulken moet gegeven worden eer de uiterste straf mag worden gebruikt.
7Ziet gij aan wat voor ogen is? Indiën iemand bij zichzelven betrouwt, dat hij van Christus is, die denke dit wederom uit zichzelven, dat gelijkerwijs hij van Christus is, alzo ook wij van Christus zijn. ▼▼ voor ogen is? Gr. de dingen, die naar het aangezicht zijn; dat is, hetgeen een uitwendigen schijn heeft voor de mensen; of waar iemand uiterlijk van wil roemen.
8Want indien ik ook iets overvloediger zou roemen van onze macht, welke de Heere ons gegeven heeft tot stichting, en niet tot uw nederwerping, zo zal ik niet beschaamd worden; ▼▼ van onze macht, Namleijk die wij als apostelen van Christus meer dan andere discipelen van Christus ontvangen hebben.
,
▼▼ Stichting, Dat is, om die alzo te gebruiken, dat de zondaar daardoor tot bekering en niet tot wanhoop gebracht worde.
9Opdat ik niet zou schijnen, alsof ik u door de brieven wilde verschrikken. ▼▼ door de brieven Dat is, door de zwaarwichtigheid en aanzienlijkheid der brieven alleen wilde verschrikt maken. En alzo beantwoordt de apostel een andere lastering van enige valse apostelen, gelijk van hem hierna breder wordt verklaard.
10Want de brieven (zeggen zij) zijn wel gewichtig en krachtig; maar de tegenwoordigheid des lichaams is zwak, en de rede is verachtelijk. ▼▼ (zeggen zij) zijn wel Namelijk de valse apostelen. Anderen lezen (zegt hij) alsof hij van een bijzondere onder dezelve sprak.
,
▼▼ en de rede is Dat is, zijne redenen en woorden hebben niets aanzienlijks, of uitmuntende, als hij tegenwoordig is.
11Dezulke bedenke dit, dat hoedanigen wij zijn in het woord door brieven, als wij afwezig zijn, wij ook zodanigen zijn inderdaad, als wij tegenwoordig zijn. ▼▼ inderdaad als wij Dat is, in het uitvoeren van hetgeen wij door de brieven dreigen.
12Want wij durven onszelven niet rekenen of vergelijken met sommigen, die zichzelven prijzen; maar deze verstaan niet, dat zij zichzelven met zichzelven meten, en zichzelven met zichzelven vergelijken. ▼▼ rekenen of vergelijken Of, vervoegen; dat is, onder zulken niet rekenen of oordelen te zijn.
,
▼▼ verstaan niet Of, zijn niet wijs.
,
▼▼ met zichzelven meten, Gr. in zichzelven; dat is, naar hun eigen goeddunken of behagen willen geacht hebben.
,
▼▼ met zichzelven vergelijken Namelijk zonder op andere te zien, dien de Heere meer gaven en macht heeft medegedeeld, gelijk er waren de apostelen van Christus.
13Doch wij zullen niet roemen buiten de maat; maar dat wij, naar de maat des regels, welke maat ons God toegedeeld heeft, ook tot u toe zijn gekomen. ▼▼ buiten de maat; Gr. tot, of in dingen die zonder maat zijn; dat is, buiten de maat, die ons God heeft toegedeeld, gelijk als deze anderen doen.
,
▼▼ welke maat ons Of, welke God ons tot ene maat toegedeeld heeft; dat is, die ons God voorgeschreven, en waar Hij onzen dienst mede bepaald heeft; een gelijkenis, genomen van degenen, die elk zijne erve uitdeelt om daar te bouwen, of zijn akker om daarop te zaaien, of wijnberg om daarop te planten.
,
▼▼ ook tot u toe Namelijk in het verbreiden des heiligen Evangelies, en voortplanten der gemeente van Christus.
14Want wij strekken onszelven niet te wijd uit, als die tot u niet zouden komen; want wij zijn ook gekomen tot u toe, in het Evangelie van Christus; ▼▼ als die tot u Dat is, alsof wij tot u niet moesten komen. Gr. als tot u niet komende.
15Niet roemende buiten de maat in anderer lieden arbeid, maar hebbende hoop, als uw geloof zal gewassen zijn, dat wij onder ulieden overvloediglijk zullen vergroot worden naar onzen regel; ▼▼ buiten de maat Namelijk ons van Christus voorgeschreven, of bepaald.
,
▼▼ in anderer lieden Dat is, waar het Evangelie van Christus alrede door anderen is verbreid.
,
▼▼ gewassen zijn, Dat is, toegenomen hebben of versterkt zijn.
,
▼▼ vergroot worden Of, uitgebreid, namelijk in de voorgeschreven grenzen onzer prediking. Anderen voegen deze woorden alzo bijeen: Wanneer uw geloof zal gewassen, of gesterkt zijn onder ulieden, dat wij overvloedig zullen vergroot worden, dat is uitgebreid worden.
,
▼▼ naar onzen regel, Dat is, in de uitbreiding van ons voorgeschreven perk alzo dat het woord regel hier genomen wordt voor het perk, of de afgepaalde maat van landen en steden, waar ieder apostel zijn arbeid moest besteden; en dit komt wel overeen met vs.16. Want dit is het wat de apostel hier verklaart, dat hunne zwakheden en gebreken nog een hinderpaal waren, dat hij in de landen boven hen gelegen nog niet kon reizen om daar het Evangelie te planten, maar wanneer zij die gebreken zouden gebeterd hebben en in het geloof behoorlijk versterkt zijn, dat hij dan vrijmoedig en zonder achterdenken tot anderen zou mogen voortgaan.
16Om het Evangelie te verkondigen in de plaatsen, die op gene zijde van u gelegen zijn; niet om te roemen in eens anders regel over hetgeen alrede bereid is. ▼ 17Doch wie roemt, die roeme in den Heere. ▼ 18Want niet die zichzelven prijst, maar dien de Heere prijst, die is beproefd. ▼▼ beproefd Dat is, na beproeving trouw en oprecht gekend, gekeurd en bevonden.
Copyright information for
DutSVVA