2 Kings 10:13

13Vond Jehu de broederen van Ahazia, den koning van Juda, en hij zeide: Wie zijt gijlieden? En zij zeiden: Wij zijn de broederen van Ahazia, en zijn afgekomen, om de zonen des konings en de zonen der koningin te groeten.
 de broederen van Aházia, Versta, de zonen zijner broeders, 2Ch 22:8. Zie Gen 13:8, waar het woord broeders zo genomen wordt.
,
 om de zonen Hebreeuws, tot den vrede der zonen van den koning en der zonen der koningin; dat is, opdat wij hun vrede en welstand zouden toewensen. Hetwelk wij noemen groeten.
,
 konings Namelijk, van Joram en van zijn huisvrouw. Het schijnt dat zij niet wisten dat Ahazia door Jehu omgebracht was.
Copyright information for DutSVVA