2 Kings 19:11-13

11Zie, gij hebt gehoord, wat de koningen van Assyrië aan alle landen gedaan hebben, die verbannende; en zoudt gij gered worden?
 verbannende; Zie Deu 2:34.
,
 zoudt gij gered worden? Dat is, gij zult ganselijk niet gered worden. Het is een manier van vragen, die zeer sterkelijk loochent. Zie Gen 18:17.
12Hebben de goden der volken, die mijn vaders verdorven hebben, dezelve gered, als Gozan, en Haran, en Rezef, en de kinderen van Eden, die in Telasser waren?
 Gozan, Zie boven, 2Ki 17:6, en de aantekening.
,
 Haran, Een stad in Mesopotamië. Zie Gen 11:31.
,
 Rezef, Hebreeuws, Retsef, gelegen in Mesopotamië.
,
 Eden, Dit was een landschap, gelegen in Chaldea of Babylonië. Zie daarvan Gen 2:8; Eze 27:23.
,
 Telasser waren? De naam, naar eniger gevoelen, ener sterkte, gelegen in het midden van den Eufraat. Anderen nemen het voor een landschap.
13Waar is de koning van Hamath, en de koning van Arpad, en de koning der stad Sefarvaim, Hena en Ivva?
 Arpad, Zie boven, 2Ki 18:34.
,
 Hena en Ivva? Zie boven, 2Ki 18:34.
Copyright information for DutSVVA