2 Kings 25:25-26

25Maar het geschiedde in de zevende maand, dat Ismaël, de zoon van Nethanja, den zoon van Elisama, van koninklijk zaad, kwam, en tien mannen met hem; en zij sloegen Gedalia, dat hij stierf; mitsgaders de Joden en de Chaldeen, die met hem te Mizpa waren.
 zevende maand, Zie Jer 41:1.
,
 van koninklijk zaad, Hebreeuws, van het zaad des koninkrijks; dat is van het geslacht van David en Salomo. Men noemt die bij ons en in Frankrijk, prinsen van den bloede.
,
 sloegen Gedália, Of, omdat zij Gedalia deze zijn hoogheid benijdden; òf omdat zij den koning van Babel haatten; òf om beide oorzaken.
26Toen maakte zich al het volk op, van de minste tot den meeste, en de oversten der heiren, en kwamen in Egypte; want zij vreesden voor de Chaldeen.
Copyright information for DutSVVA