2 Peter 1:10

10Daarom, broeders, benaarstigt u te meer, om uw roeping en verkiezing vast te maken; want dat doende zult gij nimmermeer struikelen.
 roeping en verkiezing Hoewel de roeping ten opzichte van den tijd de verkiezing volgt, die van eeuwigheid is, Eph 1:4; daar de roeping in den tijd geschiedt, zo wordt nochtans de roeping hiervoor gesteld, omdat wij uit deze van onze verkiezing verzekerd worden; Rom 8:30.
,
 vast te maken; Namelijk niet ten opzichte van God, Isa 14:27, en Isa 46:10; Rom 11:29; 2Ti 2:13; maar ten opzichte van onszelf, om te vaster verzekerd te mogen zijn, dat wij door God tot de zaligheid zijn uitverkoren. In sommige boeken staat er nog bij: door de goede werken; namelijk als door de vruchten, waaruit een goede boom bekend wordt; Mat 7:17-18.
,
 nimmermeer struikelen Namelijk zo, dat gij van de genade Gods gans zoudt uitvallen. Zie Psa 37:24; Jud 1:24; want anderszins struikelen wij allen in velen; Jam 3:2; een gelijkenis, genomen van degenen, die in een loopbaan lopen. Zie 1Co 9:24.
Copyright information for DutSVVA