2 Peter 2:1-2

1En er zijn ook valse profeten onder het volk geweest, gelijk ook onder u valse leraars zijn zullen, die verderfelijke ketterijen bedektelijk invoeren zullen, ook den Heere, Die hen gekocht heeft, verloochenende, en een haastig verderf over zichzelven brengende;
 er zijn ook Dat is, gelijk er onder Gods volk oprechte profeten zijn geweest, aan wier schriften wij ons moeten houden, 2Pe 1:19; zo zijn er ook valse geweest, die men mijden moest; Deu 13:1.
,
 het volk Namelijk Gods, of het Joodse volk.
,
 onder u Namelijk de christenen. Zodat de staat der gemeente dit aangaande niet gelukkiger zal zijn in het Nieuwe Testament dan ze geweest is in het Oude.
,
 verderfelijke Grieks ketterijen des verderfs, Heb-
,
  ketterijen Van dit woord, zie de aantekeningen op Act 5:17. En uit het volgende blijkt, dat hij hier spreekt van ketterijen, die niet alleen het geloof, maar ook de leer des christelijken levens aangaan.
,
 bedekt Of van bezijden, of, daarenboven; namelijk boven en tegen de gezonde leer.
,
 invoeren zullen, ook Namelijk in de gemeente of onder de christenen.
,
 den Heere, Grieks despoten; van welk woord zie Act 4:24; Jud 1:4.
,
 Die hen gekocht heeft, Deze worden hier gezegd van den Heere gekocht te zijn, ten aanzien dat zijzich voor zodanigen uitgeven, en van anderen naar de liefde daarvoor gehouden zijn, zolang zij in de gemeenschap der Kerk waren. Zie dergelijke wijze van spreken Joh 15:2; Rev 22:19. Want Christus heeft door Zijn bloed waarlijk en inderdaad alleen Zijn gemeente gekocht; Act 20:28; Eph 5:25. Dat is, alleen de ware gelovigen, die altijd bij Christus blijven, en Hem niet verloochenen. Zie 1Jo 2:19; Rev 14:3-4.
,
 verloochenende, Namelijk metterdaad, en met hunne valse leer en kwaad leven, hoewel zij met den mond Hem zouden mogen belijden. Zie Tit 1:16; Jud 1:4.
2En velen zullen hun verderfenissen navolgen, door welke de weg der waarheid zal gelasterd worden.
 hunne verderfenissen Grieks apoleiais; dat is, verderfelijke leerlingen en verleidingen. Anderen lezen aselgeiais, dat is, hun ontuchtigheden of dartelheden.
,
 de weg der waarheid Dat is, de ware christelijke leer en godsdienst, die den weg tot de eeuwige zaligheid aanwijst. Zie van deze benaming Act 9:2, en Act 19:9, en Act 22:4.
,
 gelasterd worden Namelijk zo van henzelf, met de waarheid tegen te spreken en beschuldigen; als door anderen, die uit hun kwade leer en ongoddelijk leven oorzaak zullen nemen, om de christelijke religie te lasteren.
Copyright information for DutSVVA