2 Samuel 18:33

33Toen werd de koning zeer beroerd, en ging op naar de opperzaal der poort, en weende; en in zijn gaan zeide hij alzo: Mijn zoon Absalom, mijn zoon, mijn zoon Absalom! Och, dat ik, ik voor u gestorven ware, Absalom, mijn zoon, mijn zoon!
 zeide hij alzo David heeft verscheidene oorzaken gehad om zich hartelijk te bedroeven over dit ongeval, inzonderheid wanneer hij, boven zijns zoons tijdelijken dood, mocht vrezen zijn eeuwigen ondergang.
,
 Och, dat ik, Hebreeuws, wie zal geven, of, wie gave dat, enz. Zie van zulk een manier van spreken in het wensen, Exo 16:3; Deu 5:29, enz.
Copyright information for DutSVVA