2 Timothy 1:9-11

9Die ons heeft zalig gemaakt, en geroepen met een heilige roeping; niet naar onze werken, maar naar Zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus, voor de tijden der eeuwen;
 zalig gemaakt, en Namelijk door Zijnen Zoon Jezus Christus.
,
 geroepen Namelijk uiterlijk door de prediking des Evangelies, en inwendig door de krachtige werking Zijns Geestes.
,
 met een heilige roeping; Dat is, die in zichzelf heilig is, en die ons roept tot heiligheid; Luk 1:75; Eph 1:4; Col 1:22.
,
 niet naar onze werken, Namelijk die als een voorgaande of voorgeziene oorzaak deze roeping zouden verdienen, of God daartoe zouden hebben bewogen; zie Rom 9:11; Eph 2:9; Tit 3:5.
,
 maar naar Zijn eigen voornemen en Dat is, naar dat het hem beliefd en behaagd heeft van eeuwigheid, bij zichzelf, over ons te besluiten; zie Rom 8:28, en Rom 9:11; Eph 1:11, en Eph 3:11.
,
 genade, Dat is, genadig voornemen, welks enige en eerste bewegende oorzaak is de onverdiende genade en barmhartigheid Gods; Rom 6:23, en Rom 11:5-6; Gal 1:15; Eph 1:6; Tit 3:7.
,
 die ons gegeven is Dat is, die God in Zijn raad voorgenomen en besloten heeft ons te geven. Zie dergelijke Joh 17:24; want deze genade is ons metterdaad niet van eeuwigheid, maar in der tijd gegeven, wanneer wij geroepen worden; maar wordt zo gezegd, omdat deze werkelijke schenking geschiedt, naar dat eeuwig voornemen Gods, hetwelk zo vast is alsof het reeds volbracht ware.
,
 in Christus Jezus, Dat is, om derzelver vruchten door Jezus Christus te verkrijgen. Zie verder Eph 1:4.
,
 voor de tijden der eeuwen; Dat is, van eeuwigheid, of, gelijk hij elders spreekt, voor de grondlegging der wereld; Eph 1:4.
10Doch nu geopenbaard is door de verschijning van onzen Zaligmaker Jezus Christus, Die den dood heeft te niet gedaan, en het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht door het Evangelie;
 de verschijning van Namelijk in het vlees, in Zijne eerste komst.
,
 den dood heeft Namelijk de eeuwige dood.
,
 te niet gedaan, en Namelijk door Zijn dood; Heb 2:14. Versta, ten aanzien van de gelovigen, die door Hem daarvan verlost en bevrijd zijn. Want op de ongelovigen blijft de toorn Gods; Joh 3:36.
,
 het leven en de onverderfelijkheid Namelijk het eeuwige leven, gelijk het volgende woord onverderfelijkheid, ter verklaring bijgevoegd, aantoont.
,
 aan het licht gebracht Dat is, teweeggebracht door zijn verdiensten, en tevoorschijn gebracht of bekend gemaakt door de prediking des Evangelies.
11Waartoe ik gesteld ben een prediker, en een apostel, en een leraar der heidenen;
 Waartoe ik Dat is, om dit Evangelie te prediken, voornamelijk onder de heidenen.
,
 gesteld ben een prediker, Namelijk van God, die mij daartoe afgezonderd, geroepen en verordineerd heeft. Zie Act 13:2; Rom 1:1; Gal 1:1.
Copyright information for DutSVVA