2 Timothy 2:21

21Indiën dan iemand zichzelven van deze reinigt, die zal een vat zijn ter ere, geheiligd en bekwaam tot gebruik des Heeren, tot alle goed werk toebereid.
 zichzelven Daarmede wordt niet te kennen gegeven, dat iemand door zijn eigen kracht zich zou kunnen reinigen; want dat moet geschieden door de genade des Heiligen Geestes, die als rein water ons reinigt, Eze 36:25; 1Co 6:11; maar dat wij niet moeten zien op anderen die afvallen, om ons daaraan te stoten, maar dat elkeen zichzelf zo moet gedragen in reinheid, dat hij hierdoor van zijne verkiezing mag verzekerd zijn.
,
 van deze Namelijk lieden, die vaten zijn ter onere, dat is, van de goddeloze en verworpene huichelaars, en van verleiders, als daar Hymeneus en Filetus waren. Of van deze dingen, die bij deze lieden gevonden worden, dat is, van hunne dwalingen, ijdel roepen, en goddeloosheid.
,
 reinigt, die Dat is, daarvan afstand doet, of zich wacht om daarmede niet besmet te worden.
,
 zal een vat zijn ter ere, Dat is, zal daarmede betonen, dat hij waarlijk zulk een vat, dat is, uitverkoren is, en zal daarvoor erkend worden. Zie dergelijke wijze van spreken Joh 15:8.
,
 geheiligd en Dat is, gereinigd van de vuiligheid der zonden, en ten dienste des Heeren toegeëigend.
,
 bekwaam tot gebruik des Heeren, Dat is, wat tot eerlijke en treffelijke diensten van den heer des huizes kan gebruikt worden.
,
 tot alle goed werk Dat is, tot een heiligen en godzaligen wandel, en tot oefening van allerlei goede werken.
,
 toebereid Namelijk door God, door Zijne genade; 1Co 4:7; Eph 2:10.
Copyright information for DutSVVA